begrippen trauma-en stressorgerelateerde stoornissen Flashcards

1
Q

trauma

A

bloostelling aan belaapde feitelijke/dreigende dood, ernstige verwonding, seksueel geweld => bedreiging van fysieke integriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychotrauma

A

(blijvend) psychisch letsel ten gevolge van emotioneel schokkende gebeurtenis(sen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

type 1 trauma

A

eenmalig, kortdurend, onverwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

type 2 trauma

A

herhaald, patroon, langdurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

depersonalisatie

A

vervreemding van zichzelf (eigen gedachten en/ of eigen lichaam niet ervaren als van zichzelf, alsof je in een droom zit, alsof je naar jezelf kijkt, fragmentatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

derealisatie

A

vervreemding van omgeving, alsof die niet echt is, alsof in een waas,..;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

trauma-ontwikkelingsstoornis

A

Refereert aan chronisch interrelationeel trauma dat leidt tot deficits in relatievorming en hechting, emotie- en gedragsdisregulatie, cognitieve en andachtsdeficits, en neurobiologische veranderingenp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

promiscue

A

behoefte hebbend aan wisselende seksuele contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

parentificatie

A

een jeugdige neemt langdurig de rol van ouder op zich met bijkomende taken en verantwoordelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

selectieve hechting

A

ontwikkeling van specifieke emotionele band met primaire verzorgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hechting

A

dyade tussen primaire verzorger en baby; enerzijds hechting vanuit het kind, anderzijds binding vanuit volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ouderlijke sensitiviteit (4)

A
  1. aandacht voor signalen
  2. interpreteren van signalen
  3. passend reageren op signalen
  4. tijdig reageren op signalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hyperactivatie als secundaire hechtingsstrategie

A

intensifiëring van nabijheid zoeken
- het is een manier om met hechtingsangst om te gaan door de intensiteit van emoties en gedragingen te vergroten, in een poging om de beschikbaarheid en responsiviteit van de hechtingsfiguur te verzekeren.
(vooral angstige of ambivalente hechting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

deactivatie als secundaire hechtingsstrategie

A

onderdrukken van de hechtingsnoden
- is een defensieve strategie om emotionele pijn te vermijden door hechtingsgerelateerde gevoelens en gedragingen te onderdrukken
(vooral bij vermijdende hechtstijl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intern werkmodel

A

beschrijft de mentale representaties en verwachtingen die een individu heeft over zichzelf, anderen, en de wereld op basis van vroege hechtingservaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

KOAP

A

kinderen van ouders met afhankelijkheidsprobleemK

17
Q

KOPP

A

kinderen van ouders met psychische problemen

18
Q

ACE’s

A

adverse childhood experiences - ingrijpende jeugdervaringen
= 10 vroegkinderlijke levenservaringen waarvan we weten dat het vanaf 1 ervaring al impact heeft op het leven

19
Q

multifinaliteit

A

een oorzaak kan verschillende eindresultaten boeken

20
Q

nachträglichkeit

A

ervaringen krijgen een nieuwe betekenis in latere levensfasen
= après-coup, posterioriteit

21
Q

aanpassingsstoornis

A

bij een aanpassingsstoornis is er een gebeurtenis die moeilijk maakt om ermee om te gaan en je aan te passen eraan

22
Q

ontwikkelingstraumastoornis

A

bij een ontwikkelingstraumastoornis gaat het over een specifiek trauma dat zich afspeelt binnen gezinscontext dat verweven zit met de noodzakelijke ontwikkeling die op dat moment nodig is

23
Q

peri traumatische gebeurtenis

A

symptomen enkele minuten tot uren na trauma
- impactfase
- twee componenten (beide onafhankelijk mogelijk)
-> peri traumatische distress: angst, paniek, hopeloosheid, huilen, schreeuwen, verlies van sfinctercontrole,..
-> peri traumatische dissociatie: verandering in oriëntatie tijd, plaats, personen - black out, depersonalisatie, derealisatie, verwardheid, verminderd bewustzijn,…

24
Q

determinanten al dan niet ontwikkelen ontwikkelingsstoornis

A
  • adoptie: indien voor 6m veel minder snel hechtingsstoornis na 6m
  • gedesorganiseerde hechting => groter risico
  • genetische verschillen in aanleg….