begrippen inleiding Flashcards

1
Q

transitiepsychiatrie

A

gedeelte van psychiatrie waarbij men indien men in opname gaat bv, in een eigen leeftijdscategorie terecht komt waarbij sprake is van overgang naar volwassenheid
-> 16-25 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kinder-en jeugdpsychopathologie

A

studie van kennis en praktijk mbt psychiatrische beelden van 0-18j

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

KOPP

A

kinderen van ouders met psychiatrische problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de kindreflex

A

interventieplan dat een brede scope heeft en twee doelen nastreeft. De kindreflex stimuleert hulpverleners om met hun volwassen cliënten een gesprek te voeren over het thema ouderschap en helpt hulpverleners verontrustende gezinssituaties te detecteren en de veiligheid zo snel mogelijk te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

normale ontwikkeling

A

het bereiken van bepaalde ijkingspunten van fysieke, cognitieve, linguïstische en socio-emotionele ontwikkeling rond bepaalde tijdstippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

myelinisatie

A

isoleren axonen voor snellere prikkeloverdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synaptische pruning

A

snoeien van overbodige dendrieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

synaptogenese

A

het ontstaan of de aanleg van synapsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kritieke periode

A

periode waarin verwerven MOET gebeuren, anders lukt het later niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sensitieve periode

A

periode waarin persoon extra gevoelig is en meer leerpotentiaal heeft voor bepaalde zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

receptieve vaardigheden

A

vaardigheden als lezen en luisteren - omvatten het ontvangen van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

productieve vaardigheden

A

vaardigheden als spreken en schrijven - gaat om het produceren van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

p-factor

A

algemene gevoeligheid of ernstmaat voor psychopathologie en bestaat uit kenmerken die alle mensen met mentale stoornissen gemeenschappelijk hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

v codes

A

V-codes worden door clinici gebruikt om stressvolle situaties te noteren die mogelijk een negatieve invloed hebben op de geestelijke gezondheid.
cf. DMS-5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

microcefalie

A

een medische aandoening waarbij een baby wordt geboren met een kleiner hoofd dan normaal, wat vaak gepaard gaat met een onderontwikkeld brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

p factor voorspelt brede waaier aan outcomes: welke

A
  • mentale gezondheid, psychiatrische diagnose, suïcidaliteit & non suïcidaal zelfverwondend gedrag, verslaving
  • slechte schoolprestatie, afhaken op school
  • minder prosociaal gedrag
  • strafbaar gedrag en veroordelingen
17
Q

p factor gebaseerd op genetisch risico?

A
  • P Factor als gedeeld genetisch risico
  • P Factor als gedeeld neurobiologisch risico
  • P Factor als gevolg van trauma
18
Q

P factor significant geassocieerd aan een brede waaier van risicofactoren (welke)

A
  • Temperament (negatieve emotionaliteit, emotieregulatie, hoge emotionaliteit)
  • neurocognitie (IQ, executieve functies)
  • Structurele en functionele neurobiologische verschillen
  • omgevingsfactoren (lage SES, laag geboortegewicht, niet steunend en of verwerpend ouderschap)