Begrippen PSKA Flashcards
Fysieke straffen zijn op een spectrum van
1) conditioneel, 2) fysieke straffen als voornaamste straf en 3) woede gestuurd en zonder controle. Enkel de laatste twee hebben een negatieve uitkomst op de kinderen.
Permissive
lage verwachtingen, hoge sensitiviteit
internaliseert en externaliserend probleemgedrag
Authoritarian
hoge verwachtingen, lage sensitiviteit
angst, agressie, geen initiatief kunnen tonen
Uninvolved (verwaarlozend)
lage verwachtingen, lage sensitiviteit
meest negatieve uitkomsten op cognitief en psychosociaal vlak
Authoritative
hoge verwachtingen, hoge sensitiviteit
Voordelen kleine school
Relatief toch meer faciliteiten, bijvoorbeeld minder leerlingen om een sportteam te vullen, daardoor meer kans op een plekje
Effecten van jongens of meisjesscholen
Onderzoeken verschillen, soms is meisjesschool wel beter. Kan ook komen omdat meisjes met meer aanleg sneller naar dit soort scholen zouden gaan
Cooperative learning techniques
open classroom: docenten staan soms voor de klas, op andere momenten kunnen leerlingen rondlopen en samenwerken
Flipped classroom: leerlingen zijn vooral bezig met debatteren, samen dingen uitzoeken en uitleggen en is de docent slechts een begeleider
Peer tutoring: oudere leerlingen komen dingen uitleggen
Pygmalion effect
Vooroordelen van de docent heeft daadwerkelijk effect op uitkomsten
Socialisatie
het proces waarbij personen kennis, kunnen en persoonlijkheidskenmerken opdoen waardoor ze in staat zijn de participeren in de maatschappij. Socialisatie is een wederkerig en dynamisch proces, dat betekend dat actie en reactie invloed op elkaar hebben en interacties over de tijd veranderen.
Maturiteit
gaat over het veranderen van behoeften en kunnen naarmate een kind ouder wordt.
Domeinen binnen socialisatie
bescherming, controle, begeleiding en groep participatie
Onbedoelde socialisatie
Kinderen halen lessen uit gebeurtenissen die niet perse de bedoeling waren
developmentally appropriateness
dat een verwachting aansluit bij de ontwikkeling van het kind.
micro, meso, exo, macro
micro, 2 micro, micro en extern, nationaal
Veilig gehecht
kinderen zoeken direct contact met of nabijheid tot de gehechtheidspersoon en laten zich snel geruststellen.
Ambivalente hechting
onzeker door inconsistent gedrag van ouder, heel aanhankelijk, geen exploratie, zeer overstuur wanneer achtergelaten en niet te troosten wanneer ouder er weer is
Verstoorde hechting
in de war van de situatie: kunnen nabijheid zoeken bij vreemden, huilen wanneer de ouder weer ziet, vaak bij verwaarlozing of trauma bij ouder.
Psychoanalitic theory – Freud
kinderen hechten zich aan hun moeder omdat ze plezier ondervinden aan het zuigen. Ze raken eerst gehecht aan de borst, en later aan de moeder zelf tijdens de orale fase. Deze theorie is incorrect gezien baby’s ook hechten aan mensen die ze niet zuigen.
Object permanence
Weten dat dingen en mensen bestaan, ook wanneer je ze niet ziet (belangrijk onderdeel in het hechtingsproces)
Bowlby - imprinting
Het concept van imprinting betekend dat jonge dieren zich focussen op dat waarmee ze het eerst sensorisch, visueel of auditief contact maken, dit is daarna moeilijk te breken. Bij baby’s is al het contact gefocust op overleving. Kinderen gebruiken hierna de ouder als secure base.
SSP
hechtingen
Q-set
wordt er naar gekeken of een kind speelgoed met de ouder deelt, zich laat troosten enkel door de moeder of ook andere volwassenen, naar de moeder gaat als deze huilt, de moeder als base wordt gebruikt om vanuit daar te exploreren en uit zichzelf naar de moeder gaat zonder uitnodiging. Deze factoren bepalen een veilige hechting tegenover een onveilige hechting.
AAI
Veilig (moeder is autonoom)
Insecure avoindant (dismissive): moeder is niet goed in het herkennen van de behoeften van het kind
Insecure ambivalent (preoccupied): moeder is verward over de hechting en is daardoor inconsistent