Begrippen Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Bruto binnenlands product (bbp)

A

De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Europe Unie (EU)

A

Samenwerkingsverband van 28 Europese landen met onder meer onderlinge vrijhandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Export

A

Verkoop van goederen en diensten aan het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Exportquote

A

Percentage van de export ten opzichte van het bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Import

A

Inkoop van goederen en diensten in het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Importquote

A

Percentage van de import ten opzichte van het bbp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Internationale arbeidsverdeling

A

Ieder land produceert die goederen en diensten waar het het best of goedkoopst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interne markt

A

Gezamenlijke markt van alle landen van Europese Unie waarbinnen vrijhandel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invoerrechten

A

Belasting op ingevoerde goederen en diesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Multinational

A

Bedrijf met vestigingen in veel landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Open economie

A

Een economie die veel handel met het buitenland drijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Protectie

A

Bescherming van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schaalvoordelen

A

Voordelen van schaalvergroting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Subsidie

A

Een geldbedrag waarmee de overheid goederen of diensten goedkoper maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wereldhandel

A

De totale internationale handel van alle landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Extern effect

A

Een ‘bijwerking’ van de markt (een gevolg van vraag of aanbod waar geen prijs voor betaald wordt)

17
Q

Negatief extern effect

A

Extern effect waarbij de welvaart daalt

18
Q

Positief extern effect

A

Extern effect waarbij de welvaart stijgt

19
Q

Welvaart

A

De mate waarin mensen in staat zijn om hun behoefte aan schaarse goederen en diensten te bevredigen

20
Q

Accijns

A

Kostprijsverhogende belasting op sommige goederen

21
Q

Belasting op inkomen, winst en vermogen

A

Belasting op inkomen, winst en vermogen die de belastingplichtige zelf afdraagt

22
Q

Collectieve goederen

A

Goederen die niet in individueel leverbare eenheden verkocht kunnen worden

23
Q

Collectieve sector

A

Overheid en de sociale fondsen

24
Q

Kostprijsverhogende belasting

A

Belasting op goederen en diensten die de kostprijs verhogen

25
Lagere overheden
Provincies, gemeenten en waterschappen
26
Overheid
Het rijke en de lagere overheden
27
Rijk
De centrale overheid (Rijksoverheid)