Begrippen Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Aardkalimetalen

A

Groep 2, ze zijn erg reactief en vormen metaaloxides waarin de metaalatomen en de zuurstofatomen in een verhouding 1:1 voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alkalimetalen

A

Groep 1, ze reageren zeer heftig met water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Atomaire massa-eenheid, u (unit)

A

Dit is de massa-eenheid waarin een proton neutron en elektron wordt uitgedrukt
1,0u=1,66 x 10-27 kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atoomkern

A

Positief geladen centrum van het atoom de atoomkern bestaat uit positief geladen prototypen met daartussen ongeladen neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Atoomnummer

A

Het aantal protonen in de atoomkern van en atoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Edelgassen

A

Groep 18, ze worden edel genoemd omdat ze niet of nauwelijks reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Elektronen

A

Negatief geladen atoomgeleerden met een zeer kleine massa die zich in vaste banen rond de atoomkern bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Elektronenschillen

A

Vaste banen waarin elektronen zich bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groep

A

Een groep is een kolom in het periodiek systeem met elementen met soortgelijke eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Halogenen

A

Groep 17, ze hebben als element tweeatomige moleculen en reageren heftig met metalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Isotopen

A

Atomen van hetzelfde element met een verschillend aantal neutronen in de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Massagetal

A

Het massagetal is de som van het aantal protonen en het aantal neutronen in de atoomkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metalen

A

Atoomoorlog die links staan in het periodiek systeem ze vormen positieve ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Metaloïden

A

Een aantal elementen uit het periodiek systeem die zowel metaal- als niet- metaaleigenschappen bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neutronen

A

Neutraal geladen kerndeeltjes met een massa van 1,0u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Niet-metalen

A

Atoomsoort die rechts staan in het periodiek systeem ze vormen moleculaire stoffen en negatieve ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Periode

A

Een horizontale rij van elementen op volgorde van atoomnummer in het periodiek systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Periodiek systeem

A

Een methode van rangschikking van elementen op basis van atoomnummer en stofeigenschappem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Protonen

A

Positief geladen kerndeeltjes met een massa van 1,0u

20
Q

Alliage (legering)

A

Mengsels van samengesmolten metalen worden ook wel legering genoemd

21
Q

Corrosie

A

Het proces waarbij metalen reageren met zuurstof en water uit de lucht

22
Q

Edelmetalen

A

Metalen die niet of nauwelijks worden aangetast door de stoffen uit de lucht dit zijn de metalen goud, zilver en platina

23
Q

Ionbinding

A

De aantrekkingskracht tussen positief geladen en negatief geladen ionen in een zout deze binding is sterk

24
Q

Ionen

A

Geladen atomen of groepjes van atomen het aantal protonen is deze deeltjes is niet gelijk aan het aantal elektronen

25
Ionrooster
Het rooster van een zout met afwisselen positief en negatief geladen ionen
26
Legering (alliage)
Mengsel van samengesmoltenmetalen wordt ook wel alliage genoemd
27
Metaalbinding
De binding die voorkomt in een metaal het is een sterke binding die ontstaat door de aantrekkingskracht van vrije elektronen en de positief geladen atoomresten
28
Metaalrooster
Het rooster van een metaal in de vaste fase het metaalrooster is opgebouwd uit positief geladen atoomresten met daartussen negatief geladen vrije elektronen
29
Metalen
Een groep stoffen die zijn opgebouwd uit metaalatomen, elektrische stroom geleiden in de vaste en vloeibare fase, een hoog kookpunt hebben en vervormbaar zijn bij hogere temperaturen
30
Moleculaire stoffen
Stoffen die geen elektrische stroom geleiden in de vaste of vloeibare fase ze zijn opgebouwd uit niet-metaalatomen
31
Onedele metalen
Metalen die door stoffen uit de lucht worden aangetast zoals ijzer en zink
32
Roest
Een andere naam voor corrosie van ijzer
33
Zeer onedele metalen
Metalen die zeer heftig reageren met water waarbij vuurverschijnselen optreden, zoals natrium en kalium
34
Zouten
Een groep stoffen die zijn opgebouwd uit ionen zouten geleiden stroom in de vloeibare en opgeloste fase maar niet in de vaste fase zouten zijn opgebouwd uit niet-metalen en metaal atomen
35
Atoombinding
De binding tussen twee atomen een atoombinding onstaat door een gemeenschappelijke elektronenpaar tussen twee atomen
36
Covalente binding
De covalente bindings een andere naam voor de atoombinding
37
Covalentie
Covalentie is te aantal atoombindigen dat een atoom kan vormen
38
Gemeenschappelijk elektronenpaar
Een gedeeld elektronenpaar tussen twee atomen
39
Molecuulrooster
Het rooster van de moleculen van een moleculaire stof in de vaste fase
40
Structuurfromule
Een simpele weergave van een molecuul in een structuurformule wordt duidelijk gemaakt hoe de atomen in een molecuul onderling verbonden zijn een atoombinding wordt daarin weergegeven met een streepje en de atomen met hun symbolen
41
Vanderwaalsbinding
De biding ie de moleculen bij elkaar houdt in de vaste en vloeibare fase de sterkte van de vanderwaalsbinding is afhankelijk van de molecuulmassa
42
Chemische hoeveelheid, n
Een grootheid die de hoeveelheid stof aangeeft uitgedrukt in mol
43
Constante van avogadro Na
Het getal 6,02x10/23 het komt overeen met het aantal deeltjes in een mol
44
Hoeveelheid stof, N
Een grootheid die de hoeveelheid deeltjes aangeeft in stuks
45
Mol
De eenheid van de grootheid chemische hoeveelheid een mol komt over een met een aantal van 6,02x10/23 deeltjes
46
Molaire massa, M
De massa van een mol met als eenheid g/mol
47
Relatieve atoommassa
Het gewogen gemiddelde van de isotopen van een atoomsoort het wordt berekend met behulp van het voorkomen in de natuur van de isotopen en de massa’s van de desbetreffende isotopen