Begrippen Flashcards

0
Q

Impliciete organisatie

A

Zoals de verhoudingen in werkelijkheid zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Double loop leren

A

Leren door vragen te stellen bij de bekende weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prosumer

A

De mensen die voorlopen in hun sociale netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doener

A

Leren van nieuwe veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organisatie-ideologie

A

Gezamenlijke opvattingen, waarden, ideeën en voorkeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroeg informeren

A

Kan leiden tot onrust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwerpbenadering

A

Legt de nadruk op de inhoud en de structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dromer

A

Houdt van fantaseren en creatieve processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cultuur als proces

A

Een proces van betekenisverlening door leden van een organisatie. Er wordt betekenis gehecht aan alles wat met het werk te maken heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Denker

A

Lost problemen in het hoofd op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Co-creatie

A

Het samen creëren van een verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beslisser

A

Stelt graag hypothesen en toetst deze aan de praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontwikkelbenadering

A

Legt de nadruk op het gedrag en de cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebrek aan veranderbereidheid

A

Verandering niet zien zitten, wordt opgelegd door een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Single loop leren

A

Leren door te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cultuur

A

Een dynamisch en doorlopend proces waarin mensen allerlei betekenissen geven aan wat er om hen heen gebeurt

16
Q

Expliciete organisatie

A

Zoals het op papier staat

17
Q

Organisatieklimaat

A

Het gedrag van mensen en materiële zaken

18
Q

Gebrek aan verandervermogen

A

Gebrek aan informatie of ambique informatie

19
Q

Laat informeren

A

Leidt tot geruchten of reparaties achteraf

20
Q

Wet van de 2 voeten

A

Maakt duidelijk dat iedereen zelf verantwoordelijk is om datgene te doen waarmee hij denkt het meeste bij te dragen

21
Q

Dialogue and the art of thinking together

A

Voor echte veranderingen is een dialoog nodig

22
Q

Zelforganisatie

A

Proces waarbij in een chaotisch systeem schijnbaar spontaan structuren ontstaan

23
Q

Preventieve verandering

A

Nu wat veranderen om het zware weer voor te zijn

24
Q

Curatieve verandering

A

Er dient direct iets te gebeuren om het tij te keren

25
Q

Interne communicatie (Koeleman)

A

Het mechanisme waarmee mensen met elkaar de werkelijkheid creëren waarin zij leven

26
Q

Systeemverandering

A

Hiermee kun je denken aan harde systemen (automatisering) en zachte systemen (beoordelingssystemen)

27
Q

Structuurverandering

A

Betreft een wijziging in de opbouw van de organisatie

28
Q

Strategieverandering

A

Betreft wijziging in de koers van de organisatie, vaak sprake van een fundamentele vernieuwing