Begrippen 3&4 Flashcards
Noordpoolcirkel
Zie poolcirkel
Hoge breedte
Een gebied ver van de evenaar (meer dan 60°)
Boomgrens
Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10° in de zomer)
Toendra
Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struiken
Permafrost
Altijd bevroren ondergrond
Taiga
Zone in de gematigde luchtstreek waar naald bomen groeien. Heet ook naaldboomgordel.
Eeuwige sneeuw
Gebied waar altijd sneeuw ligt.
Landijs
Laag eeuwige sneeuw op het land
Zee-ijs
Bevroren zeewater.
Hooggebergte
Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500m
Natuurlandschap
Een landschap dat niet door mensen is ingericht. Het is puur natuur.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap
Gletsjer
Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
Alpenweiden
Hoogtegordel in de bergen met grassen, kruiden en lage struikjes. (Boven de boomgrens)
Ingericht landschap
Ingericht door de mens