Begrippen 2.1 Flashcards

1
Q

Begroting

A

Een overzicht van je verwachte inkomens en uitgaven voor de komende periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Budget

A

Het bedrag dat je kunt uitgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Huishoudelijke uitgaven

A

Dagelijkse uitgaven. De uitgaven voor je huishouden, zoals voor boodschappen, voor persoonlijke verzorging, uitgaan en cadeautjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Incidentele uitgaven

A

Meestal grote uitgaven die je af en toe doet, zoals uitgaven voor kleding, apparaten en vakantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soorten inkomens

A
  • Loon (Salaris)
  • Winst
  • Uitkering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vaste lasten

A

Uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly