begrippen Flashcards

1
Q

afschrijving per jaar

A

(aanschafwaarde - restwaarde) / economische levensduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

debet (links)

A

bezittingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

credit (rechts)

A

eigen vermogen en vreemd vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vaste activa

A

grond, gebouwen, machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vlottende activa

A

voorraden, debiteuren, liquide middelen (kas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eigen vermogen

A

kapitaal, reserves, onverdeelde winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lang vreemd vermogen(langer dan een jaar)

A

voorzieningen, obligatielening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kort vreemd vermogen(korter dan een jaar)

A

crediteuren, rekeningen, bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

winst- en verliesrekening

A

opbrengsten - kosten = resultaat (winst of verlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

accural beginsel (2:362 lid 5)

A

baten- en lasten stelsel/toerekeningsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorzichtigheidsprincipe (2:384 lid 2)

A

verliezen moeten in aanmerking worden genomen Zora deze kunnen worden geconstateerd, terwijl winsten voor zover voldoende duidelijk dat ze bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

realisatiebeginsel (2:384 lid 2)

A

winsten mogen pas worden genomen voor zover ze op de balansdatum zijn verwezenlijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

matchingbeginsel

A

met elkaar samenhangende baten en lasten zoveel mogelijk in dezelfde periode verantwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

continuiteitsbeginsel (2:384 lid 3)

A

verondersteld wordt dat de onderneming wordt voortgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

afgrenzingsprincipe (2:362 lid 6)

A

de toestand op de balansdatum is beslissend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gelijktijdige stelselmatigheid (2:362 lid 2)

A

gekozen grondslag moet voor gelijksoortige posten consistent worden doorgevoerd

17
Q

bestendige gedragslijn

A

-in een opvolgende periode blijven (2:384 lid 6)
-de grondslagen en hun toepassing alsmede de presentatie gelijk, tenzij er gegronde redenen zijn om af te wijken (2:362 lid 4)

18
Q

actuele kostprijs

A

de inkoopprijs (actueel) en de bijkomende kosten van een actief, verminderd met afschrijvingen

19
Q

solvabiliteit

A

het vermogen van een onderneming om op lange termijn het totale vreemde vermogen terug te kunnen betalen

20
Q

intrinsieke waarde

A

gelijk aan het eigen vermogen van de onderneming volgens de balans op basis van de actuele waarde

21
Q

discounted cashflow

A

contante waarde van de toekomstige cashflows