Bedrijfseconomie hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Wat is registratie?

A

Het vastleggen van gebeurtenissen die invloed hebben op de bezittingen en schulden van een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 financiële overzichten:

A
  1. balans
  2. resultatenrekening
  3. liquiditeitenoverzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een balans?

A

Een moment-opname van bezittingen en financiering van bezittingen van een organisatie. Een balans biedt inzicht in de grootte, samenstelling en aanwending van het totale vermogen, uitgedrukt in geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een resultatenrekening?

A

Een overzicht van de opbrengsten en kosten over een bepaalde periode. Een resultatenrekening biedt inzicht in de oorzaak van veranderingen in het eigen vermogen als gevolg van het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een liquiditeitenoverzicht?

A

Een overzicht van alle geldontvangsten en gelduitgaven gedurende een bepaalde periode. Een liquiditeitenoverzicht biedt inzicht in de oorzaak van veranderingen in de liquide middelen als gevolg van bedrijfsactiviteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 2 uitersten waarop de 3 financiële overzichten kunnen worden opgesteld?

A
  1. voordat het management beslissingen neemt (voorcalculatie)
  2. nadat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden (nacalculatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat staat er aan de linkerzijde van een balans?

A

Aan de linkerzijde van de balans/debetzijde/activa staat welke bezittingen de organisatie heeft verworven met vermogen en welk deel van het beschikbare vermogen nog niet is geïnvesteerd, maar als kasgeld aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 2 categorieën van activa?

A
  1. vaste activa

2. vlottende activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is vaste activa?

A

Bezittingen die niet binnen 1 jaar in liquide middelen omgezet kunnen worden/bezittingen die langer dan 1 productieproces meegaan in een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vlottende activa?

A

Bezittingen die binnen 1 jaar in liquide middelen kunnen worden omgezet/bezittingen die 1 productieproces meegaan in een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘debiteuren’?

A

Productverkoop op rekening. Vorderingen: een organisatie heeft het recht bedragen op te eisen van de klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘kas_en banktegoeden’?

A

Kasgeld en het bedrag op de bank bij een positief saldo. Bij een negatief saldo bestaan de liquide middelen uit: de kas_ en banktegoeden en het rekening-courantkrediet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is liquiditeit?

A

Omzetten van bezit in geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt de volgorde van de balansposten in elke categorie bepaald?

A

Door middel van de mate van de liquiditeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat staat er op de rechterzijde van een balans?

A

Op de rechterzijde van een balans/creditzijde/schulden/passiva staat hoe de activa is gefinancierd. Dit laat de vermogensbronnen zien die een organisatie bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 categorieën van passiva zijn er?

A
  1. eigen vermogen
  2. langlopende verplichtingen
  3. kortlopende verplichtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het eigen vermogen?

A

Het vermogen dat in een organisatie is gebracht door de eigenaren. Dit is permanent beschikbaar en hoeft niet terugbetaald te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het langlopend vreemd vermogen?

A

Verplichtingen van de organisatie aan derden, waarvan de terugbetalingsverplichting over 1 jaar of langer plaatsvindt.
Dit is minder of niet-risicodragend vermogen, doordat dit onafhankelijk is van het resultaat van de organisatie.
De verschaffers hebben geen of weinig zeggenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het kortlopend vreemd vermogen?

A

Verplichtingen aan derden die korter dan 1 jaar duren.

20
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘geplaatst aandelenkapitaal’?

A

Naamloze_ of besloten vennootschap:
Eigenaren ontvangen aandelen in ruil voor vermogen. Het maximaal te verschaffen aandelen staan in de notulen (maatschappelijk kapitaal).

21
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘agioreserve’?

A

Het verschil als aandeelhouders meer hebben betaald dan de afgesproken nominale waarde.

22
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘ingehouden winst of winstreserve’?

A

De toename van het eigen vermogen als gevolg van een positief resultaat over een bepaalde periode.

23
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘obligatielening’?

A

Lening die wordt afgesloten met een groot aantal vreemd vermogen verschaffers. Het bewijs voor de verstrekte schuldbekentenis is een obligatie.

24
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘crediteuren’?

A

Inkopen op rekening

25
Q

Wat staat er op de balanspost: ‘rekening-courantkrediet’?

A

De betaalrekening bij de bank waarop de organisatie alle geldtransacties doet die tot de normale bedrijfsvoering behoren. Hierbij word een maximaal bedrag afgesproken tot waar de organisatie rood mag staan. Vormt samen met de kas_ en banktegoeden de liquide middelen van een bedrijf.

26
Q

Wanneer word de balans opgesteld?

A

2 keer per jaar: een beginbalans en een eindbalans. De beginbalans van een periode moet altijd hetzelfde zijn als de eindbalans van de voorgaande periode.

27
Q

Wat is de boekwaarde?

A

De waarde of het bedrag van de balansposten zoals deze in de administratie van een organisatie staan.

28
Q

Wat zijn 4 functies van een balans?

A
  1. vermogensbepaling van eigen vermogen
  2. resultaatbepaling
  3. inzicht in grootte, samenstelling en aanwending van
    het vermogen
  4. inzicht in de liquiditeit en solvabiliteit van de
    organisatie
29
Q

Uit welke 2 overzichten is een balans opgebouwd en wat houden die in?

A
  1. investeringsbegroting
    a. overzicht van alle activa die een (startende)
    onderneming wil aanschaffen.
    b. Bedragen zonder btw en op basis van offertes
    d. Btw wordt eerst betaald voordat het terug wordt
    betaald door de belastingdienst.
  2. Financieringsplan
    a. laat zien hoe de activa betaald moet worden.
30
Q

Wat zijn 2 andere namen voor een resultatenrekening?

A

Een winst_ en verliesrekening en een exploitatierekening.

31
Q

Wat is het bedrijfsresultaat op een resultatenrekening?

A

Geeft weer hoeveel het uitvoeren van bepaalde activiteiten over een bepaalde periode oplevert.

32
Q

Wat zijn de interestkosten op een resultatenrekening?

A

De vergoedingen voor vreemd vermogen verschaffers als tegenprestatie voor het beschikbaar stellen van vermogen, waarmee een organisatie haar activiteiten mee uit kan voeren.

33
Q

Wat is het resultaat na belasting op de resultatenrekening?

A

Het bedrag dat beschikbaar is voor de eigenaar. Op de algemene aandeelhoudersvergadering wordt besloten wat er met het geld gedaan word:

  1. Inhouden, investering in de organisatie,
  2. Uitkeren, dividenduitkering naar eigenaren
  3. Combinatie
34
Q

Wat is EBIT?

A

Earnings before interest and taxes. Het bedrijfsresultaat op de resultatenrekening.

35
Q

Wat is EAT?

A

Earnings After Taxes. Het resultaat na belasting op de resultatenrekening.

36
Q

Wat is het verkoopmoment?

A

Het moment waarop de koop gesloten wordt.

37
Q

Wat is het matchingprincipe?

A

Kosten worden aan een periode toegewezen op basis van een matchingprincipe.
(Op welke periode hebben de betreffende kosten betrekking?)

38
Q

Hoe worden de liquide middelen berekend?

A

Liquide middelen = kasgeld + banktegoeden – rekening-courantkrediet

39
Q

Wat zijn geldontvangsten die geen opbrengsten zijn?

A
  1. Ontvangen btw van klanten
  2. Opgenomen leningen bij vreemd vermogen verschaffers
  3. Ontvangen geld van aandeelhouders door het uitgeven van
    aandelen en ontvangen van voorschoten
40
Q

Wat zijn opbrengsten die geen geldontvangsten zijn?

A
  1. omzet op rekening

2. onverwachte subsidies

41
Q

Wat zijn gelduitgaven die geen kosten zijn?

A
  1. btw aan leveranciers
  2. aflossingen aan vreemd vermogen verschaffers
  3. vooruitbetaalde bedragen
42
Q

Wat zijn kosten die geen gelduitgaven zijn?

A
  1. afschrijvingskosten

2. nog te betalen bedragen

43
Q

Aan welke 2 fysieke processen zijn de geregistreerde gebeurtenissen gekoppeld die de financiële gevolgen weergeven om de 3 financiële overzichten te maken?

A
  1. de goederenstroom:
    inkoop, bewerking, verkoop
  2. de geldstroom:
    verkoop, bewerking, inkoop
44
Q

Wat zijn 3 momenten van elke verkoop van een product?

A
  1. overeenstemming met de klant bereiken.
  2. goederen afgeven aan klant
  3. geld ontvangen van klant
45
Q

Wat zijn 3 momenten van elke inkoop van een product?

A
  1. overeenstemming met de leverancier bereiken
  2. goederen ontvangen van leverancier
  3. geld uitgeven aan leverancier