Basiswoordenlijst [5-9] Flashcards
afui !
abesse
absum, esse
1. afwezig zijn
2. verwijderd zijn
accepi !
accipere
accipio, capere
1. ontvangen
2. vernemen
acies
aciei, vr., dies
slaglinie
addidi !
addere
addo, tegere
+dat.
toevoegen
adfui !
adesse
adsum, esse
1. aanwezig zijn
2. bijstaan
attuli
allatus !
adferre
adfero, ferre
aanbrengen
adii !
adire
adeo, ire
gaan naar
adspexi !
adspicere
adspicio, capere
1. aankijken
2. bekijken
adversus
adversa, adversum, bonus
- gericht naar
- vijandig
aequus
aequa, aequum, bonus
- effen, gelijk
- rechtvaardig
aetas
aetatis, vr, dux
leeftijd
ager
agri, m, dux
- akker, veld
- gebied
egi !
agere ago, tegere 1. drijven 2. doen, handelen 3. onderhandelen
aggressus !
aggredi
aggredior, capere
1. aanvallen
2. aanpakken
agmen
agminis, onz, corpus
colonne, leger in marsorde
alienus
aliena, alienum, bonus
- andermans
- vreemd
alius
alia, aliud, bonus
een andere
alter
altera, alterum, bonus
- de andere (van twee)
- tweede
altus
alta, altum, bonus
- hoog
- diep
amare
amo, amare
1. houden van, graag zien, beminnen
amicitia
amicitiae, vr, rosa
vriendschap
amicus,
amici, m, avus
vriend
amisi !
amittere, amitto, tegere
- wegzenden
- verliezen
amor
amoris, m, dux
liefde
animus
animi, m, avus
- geest, ziel
- hart, gemoed
annus
anni, m, avus
jaar
appellare
appello +BVG
- aanspreken
- noemen
aqua
aquae, vr, rosa
water
arbor
arboris, vr, dux
boom
arma
armorum, onz, mv, donum
wapens
ars
artis, vr, dux
- vaardigheid
- kunst
auctoritas
auctoritatis, vr, dux
gezag
audere
audeo, monere
durven
audire
audio, audire
- horen
- luisteren
aurum
auri, onz, donum
goud
auxilium
auxilii, onz, donum
hulp
avus
avi, m, avus
grootvader
a/ab
+abl
- van bij, weg van
- door (bij passieve ww’en)
ac
en, zelfs
ad
+acc
- tot bij, naar
- bij
ait
hij zegt, hij zei
aliquid
(zo maar) iets
aliquis
(zo maar) iemand
aliter
anders
an
(vraagwoord)
of
ante
+acc 1. voor
bijwoord: 2. vroeger, voorop
apud
+acc
bij
at
maar, daarentegen
atque
en, en zelfs
aut
of, ofwel
autem
- maar
2. verder
barbarus
barbara, barbarum, bonus
barbaars
bellum
belli, onz, donum
oorlog
bonum
boni, onz, donum
- het goede, iets goeds
- bezittingen
bonus
bona, bonum, bonus
goed
bene
goed
cecidi !
cadere, cado, tegere
vallen
caedes
caedis, vr, dux
- moord
- slachting
cepi
capere, capio, capere
nemen, grijpen, veroveren
caput
capitis, onz, corpus
- hoofd
- hoofdstuk
- hoofdstad
castra
castrorum, onz, donum
legerkamp
casus
casus, m, fructus
- val
- toeval
- voorval, belevenis
causa
causae, vr, rosa
reden, oorzaak
cessi !
cedere, cedo, tegere
weggaan, wijken voor
celer
celeris, celere, fortis
snel
certus
certa, certum, bonus
zeker
ceteri
ceterae, cetera, bonus
de overige
civis
civis, m, dux
burger
civitas
civitatis, vr, dux
- staat, volk
- stam
clamor
clamoris, m, dux
geroep
coegi
coactus !
cogere
cogo, tegere
1. samenbrengen
2. dwingen
coepi !
coepisse, coepi
begonnen zijn
cognovi !
cognoscere, cognosco, tegere
- leren kennen
- vernemen
colui
cultus
colere, colo, tegere
- bewerken
- bewonen
- vereren
complere
compleo, monere
vullen, vervullen
coniunx
coniugis, m/vr, dux
- echtgenoot
- echtgenote
consedi !
considere
consido, tegere
gaan zitten
consilium
consilii, onz, donum
- raad
- plan
constiti !
consistere, consisto, tegere
blijven staan
consul, consulis, m
consul
conveni !
convenire, convenio, audire
- samenkomen
- overeenkomen
copia
copiae, vr, rosa
- voorraad
- massa, overvloed
copiae
copiarum, vr mv, rosa
troepen
corpus
corporis, onz, corpus
lichaam
credidi !
credere, credo +dat
- toevertrouwen
- vertrouwen stellen in
- geloven
cunctus
cuncta, cunctum, bonus
- gezamenlijk
- allen samen
cupere
cupio, capere
verlangen naar
cura
curae, vr, rosa
zorg
cucurri !
currere, curro, tegere
lopen, rennen
cursus
cursus, m, fructus
ren, loop
contra
+acc
- tegenover
- tegen
cum +abl
met
cum +ind
- wanneer, als
2. toen
cum +conj
- toen
- hoewel
- aangezien
cur?
waarom?