Basisprincipes van de farmacologie Flashcards

1
Q

Bij controlled release: twee mogelijkheden:

A
  • uitgestelde afgifte

- vertraagde afgifte (sustained)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom uitgestelde afgifte?

A

beschermen gnm tegen maagmilieu
beschermen maag tegen etsende werking gnm
maximaliseren lokaal effect in GI-tractus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

enterische omhulling =

A

tablet intact in maag

desintegratie pas in darm (bij hogere ph)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom vertraagde afgifte?

A

verlaging toedieningsfrequentie

afvlakken piek- en dalconcentraties in bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke systemen bij sustained release?

A

matrix-systemen

reservoir-systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gnm verlaat reservoir via

A

diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Matrix kan … of … gestuurd zijn

A

diffusie

erosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vloeibare vormen

A

oplossing (troebel)
suspensie (helder)
siroop
emulsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vloeibare dermale preparaten

A

lotion (obv alcohol)

oplossing (obv water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Halfvaste vormen

A

gel: zwelbaar polymeer + water
zalf: vetfase -> plakt = langer werken
creme: waterfase + vetfase -> makkelijk weg te spoelen
pasta: vet/water, hoge concentratie vaste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transdermale preparaten werken via

A

reservoir/ matrix systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

PMDI=

A

pressurised metered dose inhaler (=doseeraerosol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is cold freon effect? Vermijden?

A

pt stopt met AH of ademt door neus als koude nevel van aerosol keel bereikt.

Vermijden door spacer te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij poederinhalatoren creert … , terwijl bij doseeraerosol creert ….

A

poederinhalator: inhalatie van patiënt creert de aerosol
doseeraerosol: het drijfgas creert de aerosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nebulisatie =

A

vernevelen van oplossing met externe krachtbron

= klassieke aerosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SKP=

A

samenvatting kenmerken/karakteristieken vh product

17
Q

Farmacodynamiek =

A

effect van gnm op het lichaam

18
Q

Farmacokinetiek=

A

effect van lichaam op gnm

19
Q

Welke types ongewenste effecten?

A
  • Type A (augmented): voorspelb. adhv farmacologisch profiel. DosisAFHANKELIJK
  • Type B (bizar): niet voorspelbaar. dosisONafhankelijk
  • Type C (chronic): OE’s na langdurig gebruik
  • Type D (delayed): carcinogeen/ teratogeen
  • Type E (end of use): withdrawel effect
  • Type F (failure): onverwacht niet aanslaan van behandeling (bv. door interactie: pil en sint-janskruid)
20
Q

Wat zijn predisponerende factoren voor OE?

A
  • geslacht
  • leeftijd
  • metaboliserende capaciteit (cyp-enzymes)
  • nierlijden
  • leverlijden
  • zwangerschap en lactatie
21
Q

Welke zijn belangrijke ongewenste effecten?

A
  • QT-verlenging (risico torsade de pointes)
  • Anti-cholinerge effecten
  • HyperK+
22
Q

Wat is geassoceerd met QT verlening?

A

Torsades de pointes = mogelijk fataal verlopende ventrikeltachycardieën

23
Q

Anticholinerge effecten?

A
  • Centrale: vooral duizeligheid, zelden
    cognitieve achteruitgang en delirium, met of zonder agitatie.
  • Perifere: vooral monddroogte, droge ogen, verminderde zweetsecretie, nausea en obstipatie, mydriase en accomodatiestoornissen, urineretentie;
    zelden tachycardie en ritmestoornissen
24
Q

Farmacokinetiek wordt gekenmerkt door …

A

ADME

25
Q

Wat is belangrijk bij leverlijden mbt farmacokinetiek

A
  • first pass effect: toxische dosis in bloed bij leverlijden

- pro-drug: wordt niet geactiveerd in leverlijden dus gnm werkt niet

26
Q

Farmacodynamische interacties =

A

toediening meerdere gnm of gnm + voeding leidt tot verandering van het antwoord ZONDER verandering op de concentratie van het GNM

27
Q

Farmacodynamische interacties kunnen

A

additief
synergistisch
antagonistisch zijn

28
Q

Farmacokinetisch interactie

A

interactie waarbij concentratie van gnm wordt gewijzigd door ander geneesmiddel of voeding
=> verandering in concentratie leidt niet noodzakelijk tot een klinisch relevante verandering van het gnm antwoord

29
Q

Veranderingen in de biologische beschikbaarheid is ene type van … interactie

A

farmacokinetische

30
Q

Farmacokinetische interacties kunnen op het niveau van

A

absorptie
distributie
metabolisatie
eliminiatie/ excretie

31
Q

Farmacokinetische interactie thv metabolisatie vnmlk:

A

cyp-enzymes

P-gp (p- glycoproteïnes)

32
Q

Clarithromycine is een sterke inhibitor van

A

Cyp3A4

33
Q

Substraat =

A

slachtoffergeneesmiddel!