Basis Stof 3 Flashcards

1
Q

Speeksel

A

Een verteringsap dat inslikken van voedsel gemakkelijker maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slok darm

A

Orgaan dat voedsel verplaatst van de keelholte naar de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maag

A

Orgaan dat voedsel tijdelijk opslaat en kneed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maag sap klieren

A

Klieren in de maagwand die maagsap produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maagsap

A

Een sap dat zoutzuur bevat waardoor het bacteriën dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maagportier

A

Kringspier die de uitgang van de maag afsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twaalfvingerige darm

A

Orgaan dat de voedselbrij vermengd met gal en alvleessap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lever

A

Orgaan dat gal produceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gal

A

Verteringsappen dat grote vet druppels in kleinere druppeltjes verdeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Galblaas

A

Orgaan dat tijdelijk Gall op slaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Galbuis

A

Buis waardoor gal van de galblaas naar de twaalfvingerige darm wordt vervoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emulgeren

A

Het verdelen van grote vet druppels in kleine vet druppels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Al vleessap

A

Verteringsappen gemaakt door de alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Alvleesklier

A

Klier die alvleessap produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dunne darm

A

Het stuk darm waar via de darm want verteringsproducten worden opgenomen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Darmsap klieren

A

Klieren in de wand van de dunne darm die darmsap maken

17
Q

Darmsap

A

Verteringssap gemaakt door de darmklieren

18
Q

Darm plooien

A

Plooien in de dunne darm

19
Q

Darmvlokken

A

De uitstulpingen op de darm plooien waardoor de dunne darm een zeer grote oppervlakte heeft

20
Q

Dikke darm

A

Het stuk darm waar al het water uit de brei van onverteerde voedselresten wordt opgenomen

21
Q

Blinde darm

A

Het stuk darm dat geen eigen functie heeft bij de vertering

22
Q

Appendix

A

Uitstulping aan de onderkant van de blinde darm

23
Q

Endeldarm

A

Het stuk darm waar onverteerde voedselresten tijdelijk worden opgeslagen

24
Q

Anus

A

Kringspier die endeldarm afsluit

25
Q

Ontlasting

A

Het legen van de endeldarm