Basis Flashcards

1
Q

Deficiency

A

Wanneer niet alle aspecten van het construct worden gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Contaminatie

A

Wanneer de meting informatie bevat die geen onderdeel is van het construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kuder-Richardson 21

A

Een maat van interne consistentie voor dichotome items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Z-score bij 90% zekerheid

A

1.65

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Z-score bij 95% zekerheid

A

1.96

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Z-score bij 99% zekerheid

A

2.58

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

4 vormen interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

A
  1. Kendall’s coefficitent of concordance
  2. Cohen’s kappa coefficient
  3. r wg
  4. Interclass correlations
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kendall’s coefficient of concordance

A

> ordinaal
rangordenen
0 tot 1
2 of meer beoordelaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cohen’s kappa coefficient

A

> 2! beoordelaars
nomiaal
altijd waarde (nooit 0)
kleiner dan .4 is kleine betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

r wg

A

> intervalschaal
cijfer toekennen door veel beoordelaars
variantie is betrouwbaarheid
meerdere beoordelaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interclass correlations

A

> interval

> meerdere beoordelaars meerdere geobserveerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent SME?

A

Subject Matter Expert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘Paired Comparison’?

A

Respondente vergelijken twee stimuli/personen en vereisen de respondent om een beoordeling te geven. Het geeft een indirecte assessment van de verschillen tussen de items/personen. Hoe meer stimuli, hoe meer vergelijkingen te maken -> dit is een drawback van deze methode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef aan welke van de volgende twee beweringen over testconstructie juist zijn. I. De empirische methode is theorie gestuurd
II. Bij de rationele constructiemethode worden de empirische en de theoretische methode gecombineerd

A

Bewering I. is onjuist en bewering II. is juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de variatie van meetfouten rondom een ware score in de klassieke testtheorie genoemd?

A

Standaardmeetfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef aan welke van de twee volgende beweringen juist zijn:
I. Bij zogenaamde Speeded tests zijn alle items over het algemeen makkelijk te beantwoorden
II. Bij zogenaamde Power tests zijn alle items over het algemeen moeilijk te beantwoorden

A

Bewering I. is juist en bewering II. is onjuist

17
Q

KTT dichotoom

> moeilijkheidsparameter

A

gemiddelde

18
Q

KTT dichotoom

> discriminatie index

A

D index

19
Q

Hoe bereken je de discriminatie index bij een dichotoom model KTT?

A

D index:
1. Neem 25% hoogst en 25% laagst scorende op de test.
2. Bereken de kans op 1 (p) in de H en L groep.
3. Bereken D:
p ( 1 | H ) - p ( 1 | L ) = D

> waarden in de buurt van nul = slechte discriminatie

20
Q

Conditioneert de IRT of de KTT op de populatie?

A

De Klassieke Test Theorie conditioneert op de populatie.

> IRT: parameters a & b waardes hangen af van Theta, maar hangen niet af van de populatie!