Ba1C2 Flashcards

1
Q

Noem vier soorten acute MDL-aandoeningen

A

maag/darm bloedingen
pancreatitis
infecties (enteritis, cholangitis)
symptomatisch galsteen lijden, diverticulitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem vier soorten chronische MDL-aandoeningen

A

infecties (virale hepatitis, Helicobacter Pyloris, parasitaire infecties)
inflammatoir (IBD, auto-immuun hepatitis, pancreatitis)
functioneel (IBS, motoriekstoornissen, achalasie)
(pre)maligne tumoren (slokdarm, maag, pancreas, galwegen, colon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vier vormen van (algemene) diagnostiek kunnen plaatsvinden om tot een diagnose van een MDL-aandoening te komen?

A

laboratoriumonderzoek
radiologie
microbiologie
pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vier dingen kunnen met laboratorium onderzoek onderzocht worden om tot een diagnose te komen van een MDL aandoening?

A

bloed
feces (calprotectine, FIT)
urine
ademtest (H. Pylori)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vier radiologieonderzoeken kunnen plaatsvinden om tot een diagnose van een MDL-aandoening te komen?

A

dynamische onderzoeken (passage foto’s)
conventionele onderzoeken (x-boz)
echografie
MRI/CT scans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee vormen van MDL-specifieke diagnostiek kunnen plaatsvinden om tot een diagnose van een MDL-aandoening te komen?

A

endoscopie

functie onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem zes vormen van endoscopie

A
gastroscopie
enteroscopie
colonoscopie
endo-echografie
ERCP
pil camera's
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke twee vormen van functie onderzoek zijn er?

A

manometrie

pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor is endoscopie primair en secundair bedoeld?

A

primair: diagnostiek en behandeling
secundair: preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem drie voorbeelden waarbij endoscopie heeft geleid tot preventie van kanker

A

bevolkingsonderzoek naar colon abdomen (colonkanker)
reflux oesophagitis, Barrett (slokdarmcarcinoom)
H. pylori infectie, atrophische gastritis (maagcarcinoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke organen bestaat de bovenste tractus digestivus?

A

oesophagus
maag
duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vijf vormen van aanvullend onderzoek zijn er?

A
gastroscopie
X-thorax passage
CT-scan (alleen op aanvraag patiënt)
manometrie
pH-metrie

zie blz 10 van Ba1C2.1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem vijf indicaties voor gastroscopie

A
passageklachten (dus obstructie)
refluxklachten (chronisch)
maag ulcus
anemie
malena (verteerd bloed)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarop duidt een white nipple?

A

dat er een recente bloeding is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden varices vaak opgelost?

A

door een elastiekje eromheen te binden, worden (preventief of recidief) bloedingen voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke classificatie is er voor de kans op bloedingen uit ulceraties?

A

Forrest classificatie (zie blz 15 van Ba1C2.1)
I: actieve bloeding (het bloed spuit eruit)
II: tekenen van een recente bloeding
III: laesie zonder bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke lagen kunnen met endo-echografie bekeken worden?

A

mucosa
submucosa
muscularis propria
serosa/adventita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke drie functieonderzoeken zijn er voor de slokdarm?

A

manometrie (achalasie/slokdarmspasme)
X-slokdarm passage (barium esophagram, AP-view)
pH-metrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke vier vormen van beeldvormend onderzoek zijn er voor de dunne darm?

A

endoscopie
MRI enterografie
CT enterografie
pil camera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke drie vormen van endoscopie zijn er voor de dunne darm?

A

single balloon enteroscopie
double balloon enteroscopie
spiral enteroscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem vier indicaties voor beeldvormend onderzoek van de dunne darm.

A

ziekte van Crohn
ferriprieve anemie
rectaal bloedverlies
zeldzame tumoren (GIST, lymfomen, carcinoid, adenocarcinoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt anemie vaak veroorzaakt?

A

door bloedvatuitstulpingen die kunnen zorgen voor bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke drie vormen van beeldvormend onderzoek zijn er voor de dikke darm?

A

colonoscopie
CT colonografie
pil camera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem vijf indicaties voor beeldvormend onderzoek van het colon

A
bevolkingsonderzoek (poliepen)
IBD (colitis ulcerosa en M. Crohn)
ferriprieve anemie (poliepen, colon carcinoom)
veranderde defecatie patroon (> 50 jaar)
chronische buikklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe zie je bij colonoscopie het verschil tussen het colon transversum en het colon descendens?

A

colon transversum: driehoekige plooien

colon descendens: ronde plooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe heet de overgan tussen de dikke en dunne darm?

A

valvula van Bohen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke drie vormen van colon poliepen zijn er?

A

adenomateuze poliepen: mogelijk maligne
inflammatoire poliepen: niet maligne
serrated poliepen (gekartelde poliepen): hyperplastische poliepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe worden verschillende benigne poliepen behandeld?

A
diminutieve poliepen (< 5 mm): cold snare
kleine poliepen (6-9 mm): cold snare / hot snare
sessile (zittende) poliepen (10-19 mm): en bloc hot snare after fluid injection
lateraal verspreidende poliepen (>2 cm): EMR, piecemeal endoscopic mucosal resection
pedunculated (gesteelde) polypen: endoloop / stalk injection

grote poliepen: eerst blauwe vloeistof, waardoor de poliep omhoog komt, daarna weghalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem verschillen tussen colitis ulcerosa en M. Crohn.

A

colitis ulcerosa:

  • continue, oppervlakkige ontsteking
  • alleen in het colon
  • heel veel rectaal bloedverlies
  • chirurgie curatief

M. Crohn:

  • skip / diepe ulceraties (meer zweertjes dan ontsteking)
  • mond tot kont
  • rectaal bloedverlies
  • fistels, vernauwingen
  • chirurgie restrictief (hoog risico recidief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is ERCP en wanneer wordt het gebruikt?

A
endoscopic retrograde cholangiopancreatography
NIET diagnostisch (kan pancreatitis geven door bacteriën)
gebruikt bij choledochus steen verwijdring, stenttherapie, gallekage, chronische pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke vier vormen van beeldvormend onderzoek zijn er voor de pancreas en de galwegen?

A

ERCP (therapeutisch)
MRCP (diagnostisch)
endo-echografie (diagnostisch voor choledochus stenen, stenose, PSC, pancreas cyste en therapeutisch voor pancreas cyste drainage)
CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke vier vormen van beeldvormend onderzoek zijn er voor de lever?

A

echo lever
fibroscan
CT lever (4 fasen contrast)
MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke drie fases van het slikproces kun je onderscheiden?

A
orale fase (vrijwillig)
faryngeale fase (onvrijwillig)
oesophagiale fase (onvrijwillig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn sfincters?

A

kringspieren die individuele compartimenten van de holle buis van elkaar scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke twee functies heeft peristaltiek?

A

voortstuwende functies

beschermende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Uit welke drie delen bestaat het autonoom zenuwstelsel (AZS)?

A

EZS
parasympathicus
sympathicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

In welke twee plexussen zitten de EZS neuronen en waar bevinden die plexussen zich?

A
myenterische plexus (van Auerbach)
tussen LS en CS (longitudinale en circulaire spieren (?) )
slokdarm t/m rectum

submucosale plexus (van Meissner)
alleen in submucosa
dunne en dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat monitoren de myenterische neuronen?

A
rek van spieren
pH
osmolaliteit
mechanische stimulatie
...
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waar gaat de output van de myentrische neuronen naartoe?

A

gladde spieren
sekretorische cellen
submucosale endocriene cellen
bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Uit welke twee stappen bestaat de peristaltiek?

A
stap 1:
gelijktijdige inhibitie (NO) via caudale deel van de dorsale motorische kern van de n. vagus in alle delen van de slokdarm, waardoor er spierrelaxatie ontstaat (de inhibitie duurt distaal langer)
stap 2:
sequentiele excitatie (ACh) via het rostrale deel van de dorsale motorische kern van de n. vagus, waardoor spiercontractie ontstaat

afbeelding op blz 7 en 8 van Ba1C2.2 !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Op welke twee manieren kan glad spierweefsel geïnnerveerd worden?

A

multiunit innervatie: weinig intracellulaire koppeling (geen gap junctions), cellen worden geisoleerd geinnerveerd (iris, piloerector spier)

unitary innervatie: veel intracellulaire koppeling, geven oscillatoire contracties (dus in maagdarmkanaal)

vervolgens worden slow-waves oscillaties gegenereerd die ritmische contracties opwekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke drie typen van actiepotentialen zijn er in glad spierweefsel?

A
spike (lijkt op skeletspier, vooral unitary)
plateau (lijkt op hartspier, duidelijk plateau)
slow waves (autoritmische oscillaties, graduele respons totdat de drempel bereikt wordt (actiepotentiaal), gemoduleerd door lokale humorale, mechanische en rek stimuli, ritmische contracties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Noem een aantal oorzaken van dysfagie

A
maligne/benigne slokdarmtumor
ontsteking (refluxziekte, eosinofiele oesofagitis)
extra-oesofageale tumor (schildklier/mediastinum)
hiatus hernia
stricturen
devertikel (hoog-laag)
motiliteitsstoornis
neuromusculair/systemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat hoort in de anamnese bij dysfagie?

A
slik of passageprobleem
duur van de klachten
gewichtsverlies
refluxklachten
regurgitatie
hoesten/aspiratie
heesheid
pijn op borst/rug/schouder

bestraling
neuromusculaire/systemische ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Welk aanvullend onderzoek kan gedaan worden bij de klacht dysfagie?

A
endoscopie
manometrie
zuur-impedantie meting (24 uurs pH-metrie)
slikvideo
CT-MRI scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is achalasie en hoe ontstaat het?

A

bewegingsstoornis van de slokdarm
verlies van ganglioncellen in plexus myentericus (die NO afgeven, wat zorgt voor inhibitie), wat leidt tot dysfunctie inhibitoire neuronen (NOS) distale oesofagus / LES (lower esophageal sphincter), waardoor de cellen niet meer kunnen relaxeren

oorzaak: ontstekingsinfiltraat (autoimmuun/viraal/genetisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Waarop duiden het bird’s beak sign en een ‘sigmoid-shape’ oesofagus?

A

achalasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Op welke drie manieren kan de druk van de LES verminderd worden?

A

farmacologisch –> calciumblokker/nitraat zorgen voor ontspanning
pneumische dilatatie –> met ballon
(surgical) myotomie –> chirurgisch de spier insnijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Noem twee manieren van myotomie van de LES

A

Heller myotomy

perorale endoscopische myotomie (POEM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat gebeurt er bij een Heller myotomy van de LES?

A

Insnijding tot op de mucosa vanaf de oesofagus (paar cm boven het diafragma) tot 1-2 cm over de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is anterior (dor) fundoplication?

A

Deel van de maag wordt na Heller myotomie over de slokdarm heengewikkeld om externe druk te geven die reflux tegengaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is perorale endoscopische myotomie (POEM)?

A

met warmte een deel van de LES verbranden, waardoor die niet volledig meer kan samentrekken
is minimaal invasief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke vier soorten hiatus hernia zijn er?

A

I: sliding (deel maag gaat door diafragma heen)
II: paraoesofageaal (deel maag gaat langs oesofagus door diafragma heen en zit meer craniaal dan LES)
III: combi
IV: III+ (rupturatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welke twee soorten divertikels kunnen er bij de slokdarm zijn?

A

cervicaal: Zenker’s diverticulum, uitstulping van de slokdarm naar buiten de borstholte
epifrenisch: deel van de maag boven het diafragma

de divertikels vullen zich en drukken tegen de slokdarm aan, waardoor er passageklachten ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is de standaard voor behandeling van slokdarmkanker?

A

operatie voorafgegaan door chemotherapie en bestraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Welke twee niet-operatieve alternatieven zijn er voor de behandeling van slokdarmkanker wanneer patiënten geen operatie aankunnen?

A
endoluminale stenting
(chemo)radiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Welke drie soorten zuurgerelateerde problemen zijn er?

A
  • zure reflux / reflux oesofagitis
  • ulcus ventriculi
  • ulcus duodeni
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Welke drie soorten laesies zijn er van defecten in het epitheel?

A

ulcus
erosies
aften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wanneer wordt iets gedefinieerd als ulcus?

A

defect/wond in het epitheel met diameter van groter of gelijk aan 0,5 cm en die doordringt tot in de submucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is het verschil tussen een billroth-I-maag en een billroth-II-maag?

A

billroth-I-maag: na amputatie van het gastrineproducerende deel van de maag wordt het duodenum aan de maag vastgemaakt
billroth-II-maag: eerste deel jejunum aan de maag vastgemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Door wie is de helicobacter pylori bacterie gevonden?

A

Warren en Marshall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat zijn de primaire en secundaire concequenties van een H. pylori infectie?

A

primair:
chronische actieve gastritis (bij iedereen, is alleen microscopisch te zien)

secundair:
ulcus duodeni/ventriculi
atrophische gastritis
maagkanker
maaglymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Welke twee soorten medicijnen geven ulcera?

A

NSAIDs

aspirine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Welke gastroduodenale bijwerkingen kunnen NSAIDs en aspirine hebben? Waarom is dit vaak asymptomatisch?

A

erosies in de maag (50%)
endoscopie ulcera (15-30%)
ulcuscomplicaties (3%)
asymptomatisch want het zijn pijnstillers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Met welke drie soorten therapie wordt een maagbloeding behandeld?

A

injectie therapie
thermische therapie
mechanische therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoe werkt injectie therapie van een maagbloeding?

A

toedienen van adrenaline in het bloedvat dat bloed, waardoor er constrictie ontstaat en de bloeding minder heftig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Welke drie typen maagbloeding zijn er?

A

spuiter
oozend
visible vessel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hoe werken de twee types thermische therapie van een maagbloeding?

A

Goldprobe: bloedvat dichtbranden
Argon Plasma Coagulatie: een sonde vuurt argongas af, en zorgt voor stolling door elektrische stroom die ontstaat wanneer het biologische weefsels raakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Hoe werkt mechanische therapie van een maagbloeding?

A

er wordt een clip gezet op het bloedvat, waardoor het niet meer kan bloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Welk bloedvat geeft het vaakst bloedingen in ulcera in het bulbusgebied?

A

a. gastroduodenale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat zijn de drie doelen van het stoppen van bloedingen uit een peptisch ulcus?

A
circulatie stabiliseren (vloeistofvervangende middelen)
huidige bloeding stoppen (zo nodig endoscopische hemostase, eventueel angiografie of operatie)
preventie van toekomstige bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wanneer en waarom geef je een patiënt een protonpompremmer?

A

direct een infuus met NaCl (0.9%), dan zorg je ervoor dat de patiënt niet in shock raakt, eventueel bloedtransfusie
tegelijk een protonpompremmer: zuur neutraler maken, waardoor een stolsel kan vormen
(daarna bloedtransfusie en gastroscopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat is coiling?

A

spiraalvorm in een bloedvat aanbrengen, waardoor stollingen sneller kunnen optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Op welke drie manieren kunnen ulcera medicamenteus behandeld worden?

A

zuurremmers (histaminereceptorblokkers (H2-blokkers) of protonpompremmers (PPIs))
anti-H. pylori therapie
staken NSAIDs / vervanging door COX-2 selectief NSAID met PPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat is triple-therapie voor eradicatie van H. pylori en waarom is dit zo?

A

PPI met twee antibiotica (antibiotica zijn minder effectief in zuur milieu (–> PPI), bacterie kan resistent worden bij monotherapie en antibiotica penetreert mucuslaag slecht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat is een pneumoperitoneum?

A

abnormale aanwezigheid van lucht of ander gas in de peritoneale holte, een potentiële ruimte in de buikholte
onder diafragmakoepels is er lucht (goed zichtbaar op X-thorax)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Noem drie risicofactoren van zure reflux

A

hernia diafragmatica: sluitspier werkt niet heel goed meer

overgewicht: grotere druk in de buik
roken: slecht effect op sluitspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Welke drie consequenties kan zure reflux hebben?

A

reflux oesofagitis
Barrett slokdarm
adenocarcinoom slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Noem vier functies van de HCl secretie

A

verdediginslinie:
destructie van pathogene bacteriën en virussen en denaturatie van toxische eiwitten

rol spijsvertering:
verbreking van waterstofbruggen in voedingseiwitten –> denaturatie –> bevordert hydrolyse door proteases in maag en darm

activering pepsinogeen (tot pepsine) en maag lipase

co-secretie intrinsic factor (IF)
is nodig voor vitamine B12 absorptie in de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat zijn drie potentiële nadelen van HCl?

A

potentiële beschadiging van eigen weefsel
chemische reacties kunnen onbedoeld plaatsvinden
de rest van de darm is pH-neutraal, dus al het zuur moet ook geneutraliseerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Door welke cel wordt HCl geproduceerd? Wat produceert die cel nog meer?

A

pariëtale cel, IF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Welke drie hormonen reguleren de HCl-productie? Door welke cellen worden ze geproduceerd? Stimuleren of remmen die de HCl-productie?

A

gastrine (G-cel): stimulatie
somatostatine (D-cel): remming
histamine (EC-cel): stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Stimulatie en remming HCl secretie op blz 3 van Ba1C2.4

A

stimulatie: histamine (EC-cellen in corpus) is centrale fysiologische activator. afgifte hiervan wordt gestimuleerd door gastrine (antrum) en ACh (cholinerge neuronen via n. vagus)
remming:
- somatostatine (D-cellen in antrum) is centrale fysiologische remmer en remt EC-cel en pariëtale cel
- secretine en GIP uit duodenum remmen pariëtale cellen
- CCK stimuleert D-cellen en verhoogt dus afgifte van somatostatine
- PGE2 remt pariëtale cel

84
Q

Welke vier exocriene producten worden er door het corpus van de maag uitgescheiden?

A

pepsinogeen
maaglipase
intrinsic factor
HCl

85
Q

Welke drie fases zijn er waarin de maagzuursecretie geremd of gestimuleerd wordt?

A

cefale fase: nog niet in de maag
gastrische fase: afgifte gastrine en activering pariëtale cel (eventueel somatostatine)
intestinale fase: vooral geremd door secretine en CCK

86
Q

Wat is het Zollinger-Ellinson syndroom?

A

Het syndroom van Zollinger-Ellison is een zeldzame, ernstige aandoening met kleine tumoren in de dunne darm (twaalfvingerige darm) of alvleesklier. Deze tumoren worden neuro-endocriene tumoren genoemd (NET). Deze tumoren produceren het hormoon gastrine. Gastrine zet de maag aan tot overmatige productie van maagzuur. Hierdoor kunnen ernstige zweren in de slokdarm, maag en dunne darm ontstaan.

87
Q

Wat is vaak een reden voor het verlies van het zoutzuurexcretie remmend mechanisme van secretine?

A

Ulcus duodenum

88
Q

Hoe werkt de neuro-hormonale stimulatie van maagzuur secretie? Hoe wordt dit proces versneld?

A

Blaasjes onder de invaginaties van de pariëtale cel: tubulovesicular system. Daarop zitten de protonpompen die nodig zijn voor afgifte van HCl.
Activatie door histamine ( –> cAMP –> proteïne kinases –>)
1. fosforylering
2. vesicle fusie
3 kanaal activering

Versneld door gastrine of ACh (of eigenlijk efficiënter gemaakt) –> IP3 –> Ca2+ –> proteïne kinases

89
Q

Wat zit er in een tubulo vesicle?

A

protonpomp (wisselt H+ en K+ uit)
chloridekanaal
kaliumkanaal

90
Q

Hoe komt de cel aan zijn zuur om uit te scheiden?

A

CO2 en H2O worden door carbo-anhydrase (CA) omgezet in HCO3- en H+ (uitgewisseld tegen K+, wat direct weer naar buiten gaat).
HCO3- gaat naar het bloed (uitgewisseld met Cl- door een anion exchanger (AE).
Cl- gaat mee met het K+ naar buiten (vanwege lading)

91
Q

Noem twee histamine H2 receptor antagonisten en hun werking.

A

Ranitidine, Zantac®
blokkeren histamine H2 receptoren, weinig bijeffecten (H1 receptoren in luchtwegen en bloedvaten worden niet geblokkerd)
de antagonisten competeren histamine weg, waardoor er dus minder stimulatie van zuurvorming is.
(niet bruikbaar bij Zollinger-Ellison)

92
Q

Noem twee protonpompremmers en hun werking.

A

Omeprazol (Losec®), is een prodrug en verandert onder invloed van zuur van vorm (wordt geprotoneerd), want is een zwakke base, waardoor accumulatie ontstaat. Uiteindelijk ontstaat er een vierde ring aan de PPI, waarna het een actief molecuul is. Het bindt irreversibel (met covalente binding) aan een protonpomp.
Werkinkg: 18 uur.

93
Q

Noem 3 NSAIDs. Hoe zorgen die ervoor dat maagulcera kunnen ontstaan? Hoe kun je dit proberen te voorkomen?

A

aspirine, ibuprofen, diclofenac
NSAIDs zijn zwakke zuren (?) en kunnen een H+ binden, waarna ze neutraal worden. Geladen kunnen ze niet door het plasmamembraan, maar met een H+ kan het wel naar de cel toe → accumuleren in cellen → remt COX1 → minder afgifte PGE2 → … → minder mucus → celbeschadiging.
Voorkomen door ook een PPI te geven

94
Q

Wat zijn de vijf beschermende effecten van prostaglandine E2?

A

mucinesecretie verhoogd (zorgt voor beperkte diffusie en een neutraal milieu voor de cellen onder de mucinelaag)
HCO3- secretie verhoogd (zorgt voor neutralisatie van zuur, stimuleert dus de vorming van de mucinelaag)
HCl-secretie verlaagd
lokale bloed flow verhoogd
celproliferatie verhoogd

95
Q

Bekijk alle plaatjes van Ba1C2.4 nog goed!

A

okay

96
Q

Welke drie soorten spijsverteringsenzymen worden er door de exocriene pancreas gesecreteerd richting het duodenum?

A

eiwitafbrekende (proteolyische) pro-enzymen
vetafbrekende (lipolytische enzymen
koolhydraatafbrekende (glycosidische) enzymen

97
Q

Welke vier eiwitafbrekende (proteolytische) pro-enzymen maakt de pancreas?

A

trypsinogeen
chymo-trypsinogeen
pro-elastase
pro-carboxypeptidases

98
Q

Welke twee vetafbrekende (lipolytische) enzymen maakt de pancreas?

A

pancreas lipase

pro-colipase

99
Q

Welk koolhydraatafbrekend (glycosidisch) enzym maakt de pancreas?

A

alfa-amylase

100
Q

Welke twee voordelen heeft de secretie van bicarbonaat in het duodenum?

A

voorkomen van zuurschade aan de darmwand (ulcera)

zorgt voor optimale pH voor digestieve enzymen in het duodenum (pH>6)

101
Q

Door welk peptidehormoon worden acinaire cellen gereguleerd in de exocriene pancreas en wat scheiden ze vervolgens uit?

A

CCK of gastrine

eiwit en enzymen

102
Q

Door welk peptidehormoon worden ductulaire cellen gereguleerd in de exocriene pancreas en wat scheiden ze vervolgens uit?

A

secretine

NaHCO3 rijke stof

103
Q

Omschrijf een acinaire cel

A

Veel ruw ER, groot Golgi systeem, veel blaasjes, raken het membraan even aan en geven de inhoud (enzymen) af aan het lumen (exocytose): hit en run systeem

104
Q

Hoe wordt de acinaire secretie in de pancreas gereguleerd? zie ook blz 3 van Ba1C1.5

A

ACh en CCK –> Gq eiwit aan PLC (fosfolipase C) –> PI-4,5P2 wordt omgezet in DAG en IP3, IP3 zorgt voor vrijkoming van Ca2+, wat zorgt voor secretie

(ACh geremd door vatogomie / atropine)

105
Q

Op welke twee manieren wordt de ductulaire secretie in de pancreas gereguleerd? zie ook blz. 4 van Ba1C1.5.

A
  1. Anion exchanger (AE) geeft een netto HCO3- secretie, wordt namelijk ingewisseld voor Cl- (wat daarna weer direct door CFTR (gereguleerd chloorkanaal) naar buiten de cel gaat)
    Ook Na+ en K+ zijn hierbij betrokken.
  2. guanyline bindt vanuit het lumen aan GC-C (guanylyl cyclase), wat zorgt voor vorming van cGMP, wat bindt aan cGK (cGMP-afhankelijk eiwit kinase), wat met cAK (cAMP-afhankelijk eiwit kinase) zorgt voor activering van AE en dus voor uitscheiding van HCO3-.
    secretine (vanuit bloed) zorgt ervoor dat AC cAMP vormt, wat cAK stimuleert (dit wordt juist geremd door somatostatine)
106
Q

Wat coördineert luminocriene regulatie en wat doet endocriene regulatie?

A

luminocrien: acinaire en ductulaire secretie
endocrien: koppeling van HCl toevoer aan HCO3- secretie naar duodenum

107
Q

Hoe belangrijk zijn de verschillende fasen voor de stimulatie van de pancreassecretie?

A

intestinale fase heel belangrijk
cephalische fase ook wel belangrijk
gastrische fase minder belangrijk

108
Q

Hoe werkt secretine?

A

H+ zorgt in de S-cellen voor afgifte van secretine, wat ervoor zorgt dat ductuale cellen HCO3- gaan afgeven richting het duodenum, waardoor de H+ concentratie zakt

109
Q

Wat houdt de competitie van trypsine in?

A

CCK-RF (CCK-releasing factor) wordt door de maag uitgescheiden, wat zorgt voor uitscheiding van CCK in de I-cellen vanuit het duodenum, waarna trypsine wordt uitgescheiden door de acinaire pancreas, wat voedingseiwit afbreekt.
Trypsine gaat CCK-RF afbreken wanneer er geen voedingseiwit meer is, waardoor er dus geen CCK meer wordt gemaakt etc. en uiteindelijk er ook minder trypsine is.

110
Q

Hoe wordt pancreas zelfvertering voorkomen?

A
  • zymogenen worden in een inactieve (pro-)vorm aangemaakt (behalve lipase (heeft prolipase nodig) en alfa-amylase)
  • cellulaire sequestratie van zymogenen in granulae
  • verpakt tezamen met trypsin inhibitor (TI)
  • zymogeen secretie en activering in gescheiden anatomische compartimenten (enterokinase (eiwitsplitsend enzym en knipt trypsinogeen tot actief trypsine) exclusief in duodenum)
111
Q

Wat doet trypsine en uit welke stof wordt het gevormd?

A

gevormd uit trypsinogeen door enterokinase, splits alle andere pro-enzymen (chymotrypsinogeen, pro-elastase, trypsinogeen zelf, etc.)

112
Q

Waaruit bestaan de endocriene en exocriene secretie van de pancreas? door welke cellen?

A

endocrien: secretie van glucagon door alfacellen en insuline door bètacellen
exocrien: verteringsenzymen door de acinaire cellen en elektrolyten (vooral HCO3-) door de ductale cellen

113
Q

Welke zes soorten verteringsenzymen worden uitgescheiden door de acini in de pancreas?

A
amylase
lipases
proteases
carbohydrates
lipids
proteins
114
Q

Welke vier elektrolyten worden vooral door de ducti van de pancreas uitgescheiden?

A

natrium
kalium
chloride
bicarbonaat

115
Q

Wat is de functie van CCK?

A

secretie van enzymen uit de pancreas

116
Q

Wat is de functie van secretine?

A

water en bicarbonaat secretie

117
Q

Wat is de respons van de pancreas op eten?

A

is ook gekoppeld aan de motiliteit van het gastro-intestinale stelsel (vasten –> migrating motor complex (MMC) actief)
eten –> in het eerste uur sterk toegenomen uitscheiding van enzymen, toename blijft voor 3-4 uur

118
Q

Wat is exocriene insufficientie?

A

maldigestion: inability of the exocrine pancreas to maintain a normal food digestion

119
Q

Welke drie dingen kunnen malabsorptie veroorzaken? noem twee voorbeelden van ziektes die daarbij horen.

A

verminderde pancreassecretie

  • pancreatitis (acuut/chronisch)
  • tumor (obstructie van PD)

post-surgery

  • pancreatic surgery
  • roux-and-Y

impaired intestinal environment

  • coeliaki
  • M. Crohn
  • Zollinger-Ellison
120
Q

Uit welke drie delen bestaat de klinische definitie van acute pancreatitis?

A
  1. symptomen (abdominale pijn)
  2. serum amylase/lipase > 3x ULN
  3. radiologische afbeelding consistent met pancreatits (acute situatie: CT laat normale pancreas zien)
121
Q

Noem een aantal risicofactoren voor pancreasinsufficiëntie.

A
chronische pancreatitis
(ernstige) acute pancreatitis
necrotiserende pancreatitis
alcohol
galstenen
triglyceridemie
autoimmuun pancreatitis
...
122
Q

Wat is fibroinflammatory syndrome? Wat is histologisch te zien?

A

repetitive episodes of inflammation lead to irreversible pancreatic tissue damage
histologisch: features of chronic irreversible damage to the pancreas (calcification, fibrosis, atrophia)

123
Q

Wanneer treedt malabsorptie op? welk enzym ondervindt het snelst problemen?

A

wanneer de capaciteit voor enzymsecretie is verminderd met meer dan 90%
lipasesecretie vermindert sneller dan secretie van proteolytische enzymen (dus vormt het snelst een probleem)

124
Q

Hoe groot is de kans dat exocriene insufficiëntie optreedt bij chronische pancreatitis?

A

als er calculi zijn: 80%

als de ductus pancreaticus (?, main duct) ook gedilateerd is: 82,8%

125
Q

Noem drie mechanismes die vaak maldigestie veroorzaken.

A
impact on pancreatic secretion (verminderde neuronale en hormonale stimulatie)
postcibale asynchrony (dus enzymen worden wel gemaakt, maar komen niet uit bij het voedsel)
functional changes (due to extent of removed pancreatic tissue or due to the underlying disease)
126
Q

Hoe komt het dat coeliakie ook exocriene insufficiëntie krijgen? Hoe kan het opgelost worden?

A

atrofie is van de mucosa (van het ontstoken duodenum) en dus verminderde secretie van CCK en secretine
herstelt naarmate de inflammatie afneemt → insufficiëntie neemt af → stoppen met tabletten met enzymsuppletie

127
Q

Waarop moet je letten als je de faeces elastase van een coeliakipatiënt met diarree test?

A

kan vals positief zijn, omdat er verdunning is van de faeces

128
Q

Noem vier symptomen van exocriene insufficiëntie

A

abdominale kramp
gewichtsverlies
steatorrhoe
deficiëntie van vetoplosbare vitamines (ADEK)

129
Q

Noem een aantal tests die je kunt doen om de diagnose exocriene insufficiëntie te stellen

A

directe tests:
- pancreassecretie verzamelen na IV administration of secretagogue
- hormonale stimulatie test: CCK/secretine
indirecte tests:
- Van de Kamer test (gouden standaard): kwantificatie van de coëfficiënt van vetabsorptie na bepaling van vet in de faeces
- mixed C-triglyceride ademtest: gelabeled substraat
- faeces elastase

130
Q

Wat is de Van de Kamer test? Welke nadelen zitten eraan?

A

5 dagen elke dag 100 g vet eten, faeces van de laatste 3 dagen verzamelen, zou bij gezonde personen <7% van het vet in moeten zitten

nadelen:

  • patiënt moet exacte voedingswaarde van vet weten
  • niet makkelijk toe te passen
  • niet chill en moeilijk om te onderzoeken
131
Q

Hoe werkt een C-triglyceride ademtest? Wat zijn de nadelen?

A

gelabeld substraat en een testmaaltijd
intraduodenale hydrolyse van het substraat van de pancreasenzymen
13C gemarkeerde metabolieten komen vrij en metaboliseren in de lever
13CO2 wordt uitgeademd en gemeten

nadelen:

  • duurt lang
  • schaars beschikbaar
  • duur
132
Q

Hoe werkt faeces elastase? Wat zijn de voor- en nadelen?

A

elastase is een protease enzym, blijft stabiel door het hele GI systeem

voordelen:

  • makkelijk en goedkoop
  • goed beschikbaar

nadelen:

  • vals positieve uitslagen door diarree
  • detecteert alleen ernstige pancreasinsufficiëntie

dus gebruiken voor diagnose, niet voor monitoren van therapie

133
Q

Wat zijn de twee doelen van behandeling van pancreasinsufficiëntie?

A

vermindering van maldigestie-gerelateerde symptomen

normale voedingsstatus

134
Q

Waaruit bestaat pancreatic enzyme replacement therapie (PERT)?

A

capsules met enterisch gecoate (om pH barriere te weerstaan) microbead enzymen, lossen op als pH>5,5

alleen beschikbaar als porcine (van varkens), geven door de maaltijd heen

135
Q

Waarop moet je letten als je PERT geeft?

A

niet te veel (50 000 units lipase per maaltijd en 25 000 units bij een tussendoortje)
als je meer dan 100 000 units geeft, komen er bijwerkingen (misselijkheid, overgeven, abdominale klachten)

136
Q

Wat moet je doen als PERT niet effectief is?

A

PPI toevoegen –> zuur neutraliseren, waardoor de enzymen eerder vrij kunnen komen

137
Q

Overzicht om effect te evalueren van PERT op blz 19 van Ba1C1.5 en samenvatting op volgende blz

A

okayy

138
Q

Anatomie van de galwegen en ductus pancreaticus op blz 3 van Ba1C2.6

A

okay

139
Q

Wat is de mortaliteit van acute en chronische pancreatitis?

A

acute: 9%
chronische: tot 50% in de eerste 25 jaar

140
Q

Wat is het verschil tussen milde en ernstige aanvallen van acute pancreatitis?

A

mild: binnen 3-5 dagen uit het ziekenhuis

ernstig (10-20%): necrotisch weefsel, wekenlang in het ziekenhuis, hoog mortaliteitscijfer

141
Q

Wat is het verschil tussen acute en chronische pancritis?

A

acute: steriele ontsteking (niet door bacteriën of virussen veroorzaakt), geen restafwijkingen
chronische: littekens (fibrose) en soms stenen in de alvleesklier, de functie wordt minder en ze kunnen tekort aan enzymen krijgen

het is eigenlijk meer een spectrum (normaal-acuut-chronisch)

142
Q

Noem de vier meest relevante pancreasziektes.

A

cystische fibrose
acute pancreatitis
chronische pancreatitis
pancreaskanker (5-jaarse overleving < 10%)

143
Q

Wat is de klinische presentatie van acute pancreatitis?

A
ernstige pijn in epigastrium
straalt door naar de rug
misselijkheid en braken
koliekpijn (als het een oorsprong in de galwegen heeft)
6-12 uur na binge drinken
144
Q

Wanneer kan de diagnose van acute pancreatitis gesteld worden?

A

klinische verschijnselen en serum amylase/lipase meer dan 3 keer boven ULN

145
Q

Noem een aantal oorzaken van acute pancreatitis.

A
obstructie (galstenen)
toxines of drugs (dus ook medicijnen)
trauma
metabole abnormaliteiten
overervende aandoeningen
infectie
vasculaire abnormaliteiten
gemengde condities
146
Q

Acute pancreatitis, ernstigheid en mortaliteit op blz 6 van Ba1C2.6

A

okay

146
Q

Acute pancreatitis, ernstigheid en mortaliteit op blz 6 van Ba1C2.6

A

okay

147
Q

fases van events bij acute pancreatitis: zie blz 7 van Ba1C2.6

A

okay

148
Q

Wat is de oorzaak van de problemen bij acute pancreatitis?

A

autodigestie (trypsinogeen wordt door enteropeptidase omgezet in trypsine, waarna alle zymogenen omgezet worden in enzymen)

149
Q

Wat zijn de complicaties van acute pancreatitis?

A
pijn
misselijkheid en braken
koorts
jaundice (geelzien)
pseudocysten
infectie/necrose/abces
sepsis (bloedvergiftiging)
MOF
150
Q

Wat zijn witte puntjes als je kijkt naar een acuut ontstoken pancreas?

A

verzepingen

151
Q

Hoe wordt acute pancreatitis behandeld?

A
supportive
remove cause
intensive care
endoscopic treatment
radiologic interventions
surgery
152
Q

Wat is biliaire/galsteen pancreatitis?

A

pancreatitis die wordt veroorzaakt door een galsteen

153
Q

Wat is acute necrotiserende pancreatitis?

A

acute pancreatitis –> respiratory failure –> ICU –> ontslagen van ICU –> verslechtering –> op CT is necrose te zien (empyeem ipv pancreas) –> behandelen met meropenem

154
Q

Wat is te zien op een CT van de pancreas bij chronische pancreatitis?

A

stenen

155
Q

Noem een aantal etiologische factoren die chronische pancreatitis tot gevolg kunnen hebben.

A
toxisch metabolisch
medicatie
toxines
idiopatisch
genetisch
autoimmuun
recurrent and severe pancreatitis
obstructive

zie voor voorbeelden hiervan blz 11 van Ba1C2.6

156
Q

Wat is de prognose van chronische pancreatitis?

A

serieuze consequenties

mortaliteit:
15-20% direct gerelateerd aan de ziekte en complicaties daarvan
80-85% indirect gerelateerd, bijvoorbeeld malnutrition, alcoholic liver disease, trauma, smoking

geeft verhoogd risico om pancreaskanker te krijgen

157
Q

Wat gebeurt er bij endoscopische therapie van chronische pancreatitis?

A

alvleesklierstenen worden weggehaald

158
Q

Wat is een pancreatic pseudocyst?

A

holte gevuld met wondvocht

159
Q

Hoe worden pseudocysten weggehaald?

A

via EUS (endosonografie) wordt de pseudocyst gepunctureerd en gedraineerd richting de maag (natuurlijke bypass wordt gevormd)

160
Q

HC7 (bewustzijn) volgens mij geen tentamenstof

A

okay

161
Q

Welke celtypen en structuren vind je in de lamina propria (rond klierbuizen)?

A

fibroblasten, bloedvaten, …

162
Q

Welke functie heeft de muscularis mucosae en wat is de specifieke functie van de takjes die langs de klierbuizen lopen?

A

Voor het uitknijpen van het zuur dat wordt geproduceerd

163
Q

Uit hoeveel spierlagen bestaat de tunica muscularis?

A

Transversaal
Circulair
Longitudinaal (buiten)

164
Q

Uit welk celtype bestaat de serosa? Waar is de serosa een onderdeel van?

A

bindweefsel, buitenzijde begrensd met mesotheelcellen

165
Q

Als je het antrum/pylorus gebied vergelijkt met het fundus gebied, welke celtypen ontbreken er dan in het pylorus gebied en welke celtypen zijn er aanwezig die je niet in het fundus gebied vindt?

A

Pariëtale cellen, hoofdcellen (en muceuze halscellen) ontbreken in het pylorusgebied, wel veel slijmnapcellen.

166
Q

Lokaliseer de Gobletcellen in een gastritisbiopt en verklaar hun betekenis

A

Slijmnapcel → Gobletcellen/slijmbekercellen door metaplasie (bacterie kan niet meer hechten).

167
Q

Waar zitten helicobacter pylori bacteriën? op welke cellen?

A

op slijmnapcellen

168
Q

Hoe worden de pakketjes klierweefsel genoemd die in het losmazige bindweefsel van de submucosa van het duodenum, direct onder de muscularis mucosae zitten? Wat is hun functie?

A

Klieren van Brunner

Maken slijm met veel bicarbonaat: neutraliseren van zuur

169
Q

Welke celtypen en structuren zijn er in de lamina propria te onderscheiden?

A

immuuncellen → bloedvaten, lymfocyten en plasmacellen, ook een aantal eosinofiele granulocyten

170
Q

Zoek de plexus myentericus ( / van Auerbach ). In welke laag ligt deze en wat is de functie?

A

Tussen de spierlagen in, zijn groepjes zenuwcellen (langgerekte cellen met kleine kern en ronde ganglioncellen).
zie afbeelding op blz 8 van VO.3 van week Ba1C2

171
Q

Heeft de wand van het ileum dezelfde basisstructuur als de wand van het duodenum? Wat zijn de verschillen en wat de overeenkomsten? Hoe verklaart zich een en ander naar functie?

A

Dezelfde basisstructuur, muscularislaag is dunner bij het duodenum.

172
Q

Je ziet in het ileum plaatsen met een hele hoge dichtheid van lymfocyten. Hoe heten deze aggregaten van lymfatische cellen?
Je ziet plaatsen met een hele hoge dichtheid van lymfocyten. Hoe heten deze aggregaten van lymfatische cellen?

A

Peyer’s patches: lymfoïd weefsel (granulocyten: donkere cellen) waar eiwitten aan het immuunsysteem worden gepresenteerd.
zie afbeelding op blz 9 van VO.3 van week Ba1C2

173
Q

Welke epitheelceltype is meer aanwezig in de crypten van het colon? Hoe was dit in de dunne darm?

A

Relatief gezien meer slijmbekercellen (bijna alleen maar Gobletcellen), bijna geen enterocyten, zo nu en dan entero-endocriene cellen. Hier ontbreken de Paneth cellen.

174
Q

Hoeveel spiercellagen zitten er in de tunica muscularis van het colon?

A
Twee lagen (circulair en longitudinaal)
Soms tenia coli zichtbaar
175
Q

Vergelijk het weefselcoupe van een colon met M. Crohn met die van de normale dikke darm, wat zijn de verschillen?

A

Structuur van het colon minder goed herkenbaar, submucosa dikker geworden, soms normaal slijmvlies en soms heel anders (abces), daar veel bloedcellen (neutrofiele granulocyten). Dit reikt tot op en soms tot in de spier.
Ontstekingspatroon: ‘skipping lesions’, intermitterend.
De mucosa, submucosa en muscularis zijn aangedaan

176
Q

Vergelijk het weefselcoupe van colitis ulcerosa met die van het normale colon, wat zijn de verschillen?

A

Het hele oppervlak is aangedaan, structuur van de buizen is anders geworden, minder slijmbekercellen, veel neutrofiele granulocyten.
Ontstekingspatroon is diffuus.
Mucosa (en muscularis mucosae), soms tot in submucosa zijn aangedaan.

177
Q

Geef wat info over vitamine B12.

A
Vitamine B(12) / cobalamine is wateroplosbaar. Het zit in vlees en tegenwoordig ook in vleesvervangers.
Vitamine B12 wordt door bacteriën gemaakt (symbiose tussen microflora en een planteneter). 
Het wordt aan het einde van de dunne darm opgenomen.
178
Q

Wat zijn de effecten van vitamine B12 deficiëntie?

A

anemie
duizeligheid
vermoeidheid

179
Q

Hoe gaat het absorptieproces van vitamine B12?

A

Het eiwit-B12 complex wordt in de maag door maagzuur en pepsine afgebroken
B12 bindt aan R-protein (RP)
B12-RP gaat naar de dunne darm
RP wordt door proteases uit de pancreas afgebroken
B12 bindt aan IF
B12-IF bindt aan cubilinereceptor op de darm cel
endocytose van B12-IF-receptorcomplex
lysosoom breekt IF af
B12 gaat naar de bloedbaan

zie blz 3 en 4 van VO.4 van Ba1C2 voor schematisch overzicht

180
Q

Voor welke twee dingen is vitamine B12 belangrijk als cofactor?

A
  • methionine syntase (wordt gevormd uit homocysteïne en 5-CH3-THF). Methionine wordt gevormd bij eiwitsynthese en celdeling (DNA/RNA/pathways), dus bij gebrek is er bijvoorbeeld ook gebrek aan rode bloedcellen → (macrocytaire) anemie, vitamine B12 zorgt voor overdracht van een methylgroep
  • MMCoA mutase: vetzuren worden afgebroken en daaruit wordt energie gehaald, vitamine B12 zorgt voor ombouwing van het molecuul: zijgroep wordt verplaatst

wordt op blz 5 van VO.4 van Ba1C2

181
Q

Waartoe leidt vitamine B12 (en foliumzuur) deficiëntie?

A

megaloblastaire erytropoëse: aanmaak van rode bloedcellen met een abnormaal groot celvolume, het aantal rode bloedcellen dat in het beenmerg wordt geproduceerd loopt bovendien sterk terug en dit samen leidt tot macrocytaire anemie
stijging van de homocysteïne- en methylmalonaat-concentratie in plasma

182
Q

Waarop duidt een verhoogde concentraties van leukocyten en thrombocyten in het bloed?

A

een langdurig inflammatoir probleem

183
Q

Waarom treedt bij een Crohn-patiënt de vitamine B12 deficiëntie veel sneller aan het licht? Hoe wordt dit behandeld?

A

Omdat het mogelijk is dat het terminale ileum aangedaan is en er geen vitamine B12 meer opgenomen kan worden. Verder is er een grotere behoefte aan vitamine B12 vanwege Crohn.
Behandeling: medicamenteus (prednison en anti-TNFs)

184
Q

Waartoe leidt een gebrek aan vitamine D?

A

calciumdeficiëntie, waardoor de botten onvoldoende worden gemineraliseerd

185
Q

Wat is de functie van vitamine D?

A

opname van kalk en fosfaat uit voedsel

186
Q

Wat is de functie van vitamine D als steroïdhormoon?

A

maakt ECaC, calbindine en Ca-ATPase

187
Q

Welke organen zijn betrokken bij de aanmaak van een functionerend vitamine D?

A

huid
lever
nier

188
Q

Hoe werkt calciumabsorptie in de dunne darm? zie blz 9 van VO.4 van Ba1C2

A

Opname in de cel vindt plaats via een kanaal in de apicale plasmamembraan van de darmcel. Dit type epitheliaal calciumkanaal (ECaC; TRPV5/6) komt in vitamine D gereguleerde weefsels tot expressie. Het eiwit calbindine bindt Ca2+ en zorgt voor het transport van Ca2+ naar de basolaterale membraan, waar een ATPase er voor zorgt dat calcium naar de interstitiële ruimte en het bloed wordt getransporteerd. (Het in de figuur weergegeven antiport-mechanisme draagt in mindere mate bij tot calciumopname.)

189
Q

Waarvoor wordt onderzoek naar alkalisch fosfatase gebruikt?

A

is verhoogd bij beschadigde (lever en) galwegen

189
Q

Waarvoor wordt onderzoek naar alkalisch fosfatase gebruikt?

A

is verhoogd bij beschadigde (lever en) galwegen

190
Q

Wat is hemochromatose? Hoe wordt het veroorzaakt?

A

ijzerstapelingsziekte, met name in de lever, komt door een ongeremde ijzerabsorptie, wat kan leiden tot beschadiging van weefsels en organen, met het risico van cirrose, leverkanker, diabetes en cardiomyopathie
Wordt veroorzaakt door een mutatie in het HFE gen, dat codeert voor een membraangebonden eiwit.
het hormoon hepcidine is hierbij belangrijk, dat na afgifte vanuit de levercellen een direct remmend effect heeft op het ijzertransport in darm-epitheelcellen en door mutaties kan dit niet altijd goed functioneren (zie figuur 4 op blz 13 van VO.4 van Ba1C2)

191
Q

Waarom wordt HC vaker bij mannen aangetreft dan bij vrouwen?

A

Vrouwen verbruiken verliezen meer ijzer doordat ze meer erytrocyten verliezen (vanwege menstruatie) en dus meer nieuwe erytrocyten moeten aanmaken. Bij mannen stapelt ijzer zich veel sneller in de organen.

192
Q

Noem 8 soorten diagnostiek in de MDL

A
endoscopie
echografie
functionele testen
afbeelding CT/MRI/BOZ
biomarkers (ontlasting)
bloed
ademtesten
pathologisch onderzoek
193
Q

Noem twee soorten biomarkers

A

calprotectine (hoog bij M. Crohn of colitis ulcerosa)

helastase (laag bij exocriene pancreasinsufficiëntie)

194
Q

Zie blz 2 van ic van week Ba1C2 (in mapje week Ba1C3) voor dysfagie score

A

okay

195
Q

wat kan dysfagie veroorzaken?

A
ziekten van mond en tong
neuromusculaire aandoeningen (myastenie gravis)
verstoring motoriek (achalasie/sclerodermie/diffuus slokdarmspasmen)
extrinsieke druk (struma)
intrinsieke afwijking (vreemd licaam, peptische fibrose, carcinoom slokdarm, slokdarm web, Zenkers' divertikel)
196
Q

Wat is een Schatzki-ring? Hoe wordt het behandeld?

A

goedaardige fibrotische ring (van mucosa of spierweefsel) die de oesophagus (distaal) vernauwt
wordt gedilateerd

197
Q

Hoe wordt achalasie veroorzaakt?

A

afwezige peristaltiek van slokdarm en relaxatie van LES

198
Q

Hoe wordt de diagnose gesteld van achalasie?

A

Eckardt score (zie blz 8 van het ic van week Ba1C2)
contrast slikfoto
manometrie
LESP

199
Q

Hoe wordt achalasie behandeld? Wat heeft de voorkeur?

A

endoscopisch:

  • pneumatische ballon dilatatie
  • POEM
  • intra-sphincterische injexie met Botuline toxine

chirurgisch:
- Heller (laparoscopisch)

ballondilatatie en Heller hebben ongeveer dezelfde uitkomst

200
Q

Wat is de zoutzuurconcentratie in de maag?

A

bij pH van 1 is het 0,1 M.

201
Q

Hoe wordt de pH gradiënt veroorzaakt en in stand gehouden?

A

veroorzaakt door afgifte van HCO3-

in stand gehouden door het mucus

202
Q

Hoe beschermen muceuze cellen het maagepitheel?

A
  • mucine secretie
  • luminale bicarbonaat secretie
  • geven prostaglandines (hormonen) af die zorgen voor sneller herstel bij beschadiging door betere doorbloeding
203
Q

Van welke buffer maken h. pylori bacteriën gebruik?

A

NH3

204
Q

Op welke vier manieren beschermt de pancreas zich tegen autodigestie door spijsverteringsenzymen?

A
  • synthese als inactief pro-enzym (zymogenen)
  • intracellulair transport in membraanblaasjes
  • trypsine inhibitor
  • activering in duodenum (enterokinase)