Ba1A1 week 3 Flashcards
3 vormen epitheel
- plaveiselepitheel
- kubisch epitheel
- cylindrisch epitheel
epitheel blaas
meerlagig overgangsepitheel
epitheel slokdarm
meerlagig niet-verhoord plaveiselepitheel
epitheel trachea
pseudomeerlagig trilhaarepitheel
epitheel darm
eenlagig cylindrisch epitheel
psoriasis klachten
- hyperplasie
- door hyperplasie –> bindweefsel in epidermis ingesloten en bloedvaten ingesloten
- bloedingen
- hoornlaag laat snel los en gaat schilferen
- aanwezigheid rode bloedcellen
- kernen aanwezig in corneum
- geen granulosum
- verlengde papillen
keratinocyt adhesie structuren
- desmosomen; cadherines aan intermediaire filamenten
- hemidesmosomen; verbinden dermis en epidermis
kenmerken keratinocyten
- cell renewal’
- desmosomen
- opbouw in lagen
- epidermis heeft ondoordringbaarheid
- vitamine D productie
cellen epidermis
- keratinocyten
- melanocyten
- cellen van Langerhans
- Merkelcellen
dikke vs dunnen huid
- dunne geen stratum lucidum
- dunne aanwezigheid haren en talgklieren en zweetklieren
4 componenten bindweefsel
- cellen (fibroblast)
- tussenvloeistof
- weefselvloeistof
- vezels
fibroblast
cel in bindweefsel, maakt collageen
(fibrocyt is inactievefibroblast)
vezels
- collageen;
- I = dik
- III = dun - reticulaire vezels
- type III collageen, geglycolyseerd - elastische fibrillen
componenten tussenstof
- proteoglycanen; geglycolyseerd. nemen veel water op. schokken opvangen
- GAG; verbinden proteoglycanen en collageen –> hyaluronan. sterk hydrofiel
- multi-adhesieve glycoproteinen; adhesie van cellen aan ECM moleculen –> lamine
bindweefsel types (engere zin)
engere zin;
1. losmazige bindweefsel –> alle componenten even veel aanwezig. biedt flexibiliteit. voor structuren die onder druk staan, maar waar niet veel frictie plaatsvindt
bv. spiercellen, epithelia, lymfevaten dermis en klieren
- vezelig bindweefsel (regelmatig en onregelmatig)–> meer vezels dan andere 3. voor structuren die meer weerstand hebben.
bindweefsel types (gespecialiseerd)
- elastisch; elastine en collageen type III
- reticulair; collageen type III, vrije beweging
- mucueus: heel weinig vezels
- vetweefsel;
- wit: Een vacuole, opslag energie, vormgeving
- bruin: Meerdere vacuoles, Warmteproductie - hematopoetisch; bloed ontstaan uit stamcellen mesenchym
kraakbeen
avasculair, geen bloed of lymfe
3 typen kraakbeen
- hyalien
- vezelig
- elastisch
hyalien
- ECM; collageen II, GAG, proteoglycanen
- perichondrium (aanvoer voedingsstoffen en productie chrondoblasten)
- komt meeste voor
- voor bewegend kraakbeen; bij ribben, luchtwegen, epifysairschijven
kraakbeencellen
chrondocyten
elastisch kraakbeen
- ECM; collageen type II, GAG, proteoglycanen
- ook; elastine
- elastisch kraakbeen zoals oorschelp of strotteklepje
vezelig kraakbeen
- ECM: collageen type II, GAG, proteoglycanen
- ook: collageen type I
- kan trekkrachten opvangen
- geen duidelijk peri
bv. tussenwervelschijven, ligament-bot hechtingen, symphysis pubica
groei van kraakbeen
- interstitiele groei; van binnenuit (chrondocyt)
- appositionele groei; van buitenaf (peri)
componenten bot
osteoblasten;
- maken matrix componenten (alleen door appositionele groei).
- bevatten ostoid. ostoid heeft osteocalcine wat met calciumionen hydroxieapatiet vormt. dit slaat neer op vesicles en maakt met collageen type I bot
- kubisch
- als om osteoblast bot is –> apoptose of osteocyt
osteocyt
- onderhoud
- veel uitlopers naar andere osteocyten
- kanaaltjes van canaluni
osteoclasten
- afbraak bot
- meerkernige fusiecel uit monocyten