Artikelen PV Flashcards

1
Q

Dekker en de Ridder: Wat is de vraag/het probleem? : Polariseert Nederland?

A
  1. Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?
  2. Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?
  3. Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?
  4. Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dekker en de Ridder: Op welke manier wordt er een antwoord gezocht op de vraag?

A

Al bestaande enquête data: bevolkingsenquêtes van twee langlopende onderzoeken
(progressiviteit - conservatisme) ( nationale kiezersonderzoeken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dekker en de Ridder: Verband met hoorcollege

A

Polarisatie. Onderscheid (feiten) en scheidslijn (gevoel). In dit onderzoek kijken ze vooral naar onderscheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?: Neutraal

A

geen toeneming in tegenstellingen tussen individuele nederlanders en weinig toeneming politieke-culturele polarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?: deporalisatie

A

Bij oude kwesties ( euthanasie) en multiculturele samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Is er meer politiek-culturele verdeeldheid in de bevolking ontstaan?: polarisatie

A

politiek zelfvertrouwen en Europese eenwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?: Ja

A

vrouwen linkser en laagopgeleiden rechtser. Ouderen zijn meer voor nivellering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Zijn politiek-culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen groter geworden?: Nee

A

sommige bevolkingsgroepen komen weer dichter bij elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden?: Nee

A

Geen algehele versterking van de samenhang tussen inhoudelijke tegenstellingen en tegengestelde houdingen tot politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Is de samenhang van politieke voorkeuren met zelfvertrouwen sterker geworden? Waarmee hangen politieke tegenstellingen wel samen en waarmee niet?

A

nieuwe politieke tegenstellingen en discussies hangen wel samen met politiek zelfvertrouwen en de oude politieke tegenstellingen juist niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dekker en de Ridder: Bevindingen: Zijn we vaker gaan denken dat er grote tegenstellingen bestaan?

A

Nederlanders zijn in de afgelopen decennia minder politieke polarisatie gaan zien maar wel vaker sociale tegenstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dekker en de Ridder: Polariseert Nederland?

A

Er zijn op verschillende vlakken polariserende al dan niet depolariserende effecten te zien. Er is meer sprake van een scheidslijn dan dat er onderscheid is. De verschillen worden meer ervaren dan dat ze er daadwerkelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dekker en de Ridder: Wat voor soort onderzoek is het onderzoek van Dekker en Ridder

A

Dekker en de Ridder is een beschrijvend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bakker: Onderzoeksvraag

A

Wat zijn de achtergronden en oorzaken van onderwijssegregatie en waarom zouden we onderwijssegregatie bestrijden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bakker: Onderzoeksmethode

A

empirisch beschouwend onderzoek : voor- en nadelen onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bakker: verband met hoorcollege

A

Onderwijssegregatie, voor- en nadelen en oplossing hiervoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bakker: bevindingen: Oorzaken onderwijssegregatie:

A
  1. Schoolsysteem : selectie en een zeer gedifferentieerd voortgezet onderwijs
  2. Ruimtelijke segregatie : Groepen wonen in verschillende soorten wijken met een eigen SES
  3. Schoolkeuze Gedrag ouders: Ouders willen een school die aansluit bij hun eigen normen en waarden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bakker: bevindingen: Gevolgen

A

De samenstelling van een school van invloed is op de leerprestaties van leerlingen. Ook worden er verschillende interetnische verhoudingen gevormd op gemengde scholen die goed zouden zijn voor de sociale cohesie in het hele land. Er moet meer op leraren gefocust worden. De mening van de leraar heeft invloed op de gelijkheid tussen leerlingen. Als de leraar een (negatief) vooroordeel heeft door de achtergrond van het kind, presteert het kind slechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bakker: “De komst van grote groepen migranten gedurende de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw ging als het ware kleur geven aan de reeds bestaande sociaaleconomische segregatie in de samenlevingen als geheel, die in het onderwijs in het bijzonder” (p.106) Wat bedoelt Bakker hiermee?

A

Er was al een sociaaleconomische segregatie gaande voor de jaren 60 en 70. Toen er allerlei groepen migranten en gastarbeiders naar Nederland kwamen, ontstond er meer segregatie. Nu niet per se op sociaaleconomisch vlak maar in verschillende bevolkingsgroepen; ‘kleur geven aan’. De migranten waren sociaaleconomisch gezien zwak, en kwamen terecht in achterstandswijken die hierdoor helemaal ‘zwart’ werden. Er kwam een ‘witte’ vlucht op gang waardoor de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bakker: Probleem van residentiele segregatie van cultureel-etnische groepen

A

Eenzijdig samengestelde wijken (gesegregeerde wijken) zijn vaak ook sociaaleconomische achterstandswijken waarin veel criminaliteit, werkeloosheid en problemen rond leefbaarheid veel voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bakker: Is de schoolcompositie van invloed op interetnische verhoudingen?

A

Etnisch gemengd samengestelde schoolklassen leiden niet onvermijdelijk tot het interpersoonlijk contact dat aan attitudeverbetering ten grondslag ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bakker: Onderzoek in de traditie van de contacthypothese gaat aan een zekere ‘positiviteitsbias’ mank” (p.118). Wat wordt daarmee bedoeld?

A

De negatieve ervaringen die evenzogoed met contact worden opgedaan worden onderbelicht. Er wordt vrijwel alleen maar naar de positieve contacten gekeken (vriendschappen, samenwerking, speelcontacten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Merry: Type

A

Betoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Merry: Standpunt auteurs

A

Integratie in het onderwijs is niet de enige of zelfs de beste oplossing om gelijkheid te bevorderen op scholen voor kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Merry: Argumenten

A

Geen integratie in onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Merry: voor argumenten deel 1

A
  1. Van nature trekken mensen die gelijk zijn naar elkaar toe, dus segregatie hoeft niet per se verwerpelijk te zijn omdat het een gevoel van bonding is. Soms biedt separaat onderwijs een betere oplossing dan gemengd onderwijs (geen discriminatie/stereotypering).
  2. Vrijheid en gelijkheid botsen in het integratie-ideaal. Schoolkeuzevrijheid vs. sociale gelijkheid. Dat wil zeggen, veel inspanningen om segregatie terug te dringen komen in conflict met lang gekoesterde morele en constitutionele rechten en het recht om de schoolkeuze voor je eigen kind te bepalen
  3. Als segregatie in de school de samenstelling in de buurt weerspiegelt, heb je geen gemengde school meer nodig voor gelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Merry: voor argumenten deel 2

A
  1. in bewust geïntegreerde scholen met gemengd personeel is de socio-politieke context niet bevorderlijk voor hun succes. Kinderen vormen als van nature subgroepjes op basis van hun herkomst en interactie buiten de school komt zelden voor
  2. Er is nog niet aangetoond dat gemengde scholen veel belangrijker zijn dan scholen in de eigen buurt en gemeenschap en waar de kinderen zich het meest thuis zouden voelen. Zonder de juiste randvoorwaarden, zou diversiteit alleen maar ongelijkheid in de hand kunnen werken doordat het alleen maar stereotypering en stigmatisering van minderheden kan versterken
  3. Het helpt simpelweg niet om bepaalde minderheden ervan te beschuldigen dat zij ‘niet geïntegreerd’ zijn. Het is bovendien neerbuigend en onnauwkeurig om aan te nemen dat separate scholen voor minderheden per definitie inferieur zijn.
28
Q

Merry: tegen argumenten deel 1

A
  1. Separatie zou uitgebuit kunnen worden door antisociale groeperingen.
  2. Vrijwillige separatie heeft consequenties voor meer bevoorrechte kinderen; ze zouden geen mogelijkheden hebben om van andere culturen te leren en hun morele horizon te verbreden.
  3. Gemengde scholen brengen kinderen samen van allerlei verschillende achtergronden; hierdoor komen ze met elkaar in contact en kunnen ze beter elkaars verschillen waarderen en leren hoe ze met elkaar samen moeten werken, maar ook hoe ze samen met elkaar moeten leven in een multiculturele samenleving.
29
Q

Merry: tegen argumenten deel 2

A
  1. Juist omdat leeromgevingen vaak gesegregeerd zijn, zijn de kinderen uit een lager milieu, die relatief vaak ‘zwarte scholen’ bezoeken, sterk in het nadeel.
  2. Kinderen uit een lager milieu kunnen profiteren, zowel intrinsiek als instrumenteel, van het kapitaal van de bevoordeelde.
30
Q

Volgens Merry et al. is er een spanning tussen het uitoefenen van individuele vrijheid en het streven naar sociale gelijkheid. Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat zij daarmee bedoelen.

A

Individuele vrijheid: ouders hebben het recht om hun kind naar een zelfgekozen school te laten gaan.
Sociale gelijkheid: ieder kind krijgt hetzelfde onderwijs – gemengd onderwijs.

31
Q

Merry: Vrijwillige onderwijssegregatie

A

Schoolkeuze wordt gemaakt door geloofsovertuigingen van school

32
Q

Merry: Onvrijwillige onderwijssegregatie

A

School heeft minder voorzieningen omdat ze in een lage SES wijk wonen

33
Q

Bonjour & Duyvendak: onderzoeksvraag

A

welke groep wordt buitengesloten in integratiebeleid

34
Q

Bonjour & Duyvendak: difference between traditional migrant integration policies which aim to “enable membership” and obligatory civic integration policies which impose conditions on membership”(p.883) wat is het verschil daartussen?

A

Het ene was een hulpmiddel, het andere een eis en verplichting om in het land te mogen
blijven.

35
Q

Bonjour & Duyvendak: Wat is het voornaamste verschil tussen het integratiebeleid van voor en na 1990?

A

Voor 1990 leek het nog zo te zijn dat het integratiebeleid en de integratie de verantwoordelijkheid was van de overheid, ongeacht de achtergrond van de migrant. Na 1990 is dit beeld veranderd, en is er een selectie integratiebeleid ontstaan waar het eigenlijk de verantwoordelijkheid van de migrant werd om te bewijzen dat competent genoeg zijn te integreren.

36
Q

Bonjour & Duyvendak: Redenen om inburgeringscursus te volgen

A

het terugdringen van de instroom van migranten waarvan de integratie in Nederland kan worden voorspeld achter te blijven

37
Q

Bonjour & Duyvendak: Wat zijn kenmerken van kansarme migranten?

A

Genoemde kenmerken vanuit de politiek: Lage educatie, niet Westers, willen meeliften op de
welvarendheid van Nederland aldus lui, vrouw.

38
Q

Kešić, J. & Duyvendak: Secularisme

A

de overtuiging dat religie en geloof geen invloed mogen uitoefenen op de maatschappij.

39
Q

Kešić, J. & Duyvendak: Secularistisch nativisme

A

de vijand van mijn vijand is mijn vriend (gays + Dutchness vs moslims)

40
Q

Kešić, J. & Duyvendak: Secularistisch nativisme: welke punten horen hierbij?

A
  1. Het gelijkstellen van immigratie en islamisering
  2. immigratie afschilderen als probleem van culturele verschillen
  3. Het verkleinen van een dergelijk verschil tot een twee scheiding tussen islam en de nationale cultuur
  4. islam zien als bedreiging voor nationale cultuur
41
Q

Kešić, J. & Duyvendak: Cultural christianity

A

christendom wordt ingeroepen ‘als een culturele en beschaving identiteit, gekenmerkt door vermeende gedeelde waarden die weinig of niets te maken hebben met religieuze overtuiging of praktijk (de waarden uit christendom / jodendom / humanisme / verlichting )

42
Q

Kešić, J. & Duyvendak: raciaal nativisme

A

de vijand van mijn vriend is mijn vijand (elites + minderheid vs traditional dutch)
anti racisme-aantijgingen van historisch en in het bijzonder hedendaags racisme als
bewijs van het onvoldoende ‘Nederlands-zijn’ van de aanklagers.
anti zwarte pieten zijn bedreiging voor Nederlandse cultuur

43
Q

Kešić, J. & Duyvendak: Populist nativism

A

de vriend van mijn vijand is mijn vijand (elites + migranten vs dutch culture)
beweren dat elites niet zijn echt ‘inheems’ omdat ze niet alleen zelf cultureel vervreemd zijn, maar ook de belangen van migranten steunen en daarmee de Nederlandse cultuur verraden

44
Q

Van Bergen: Doel

A

De houding tussen groepen van islamitische migranten jongeren en autochtone jongeren in Nederland werd onderzocht in relatie tot de waargenomen ouderlijke socialisatie. Het doel van de studie was om inzicht te krijgen in de overeenkomsten en verschillen van ouders en kinderen in antagonistische en egalitaire opvattingen en om deze verschillen tussen de twee groepen te begrijpen.

45
Q

Van Bergen: Aanpak

A

22 kwalitatieve interviews met Turks-Nederlandse, Marokkaans-Nederlandse en autochtone Nederlandse jongeren (16-22 Jaar). Ze waren ofwel vatbaar voor antagonisme (vijandigheid en negatieve houding) of voor egalitarisme (gelijkheid) ten opzichte van andere groepen.

46
Q

Van Bergen: Bevindingen

A

Ouders spelen een belangrijke rol met betrekking tot de houding van kinderen tegenover intergroepsrelaties.

47
Q

Er zijn twee groepen te onderscheiden in het
onderzoek van Bergen. Groep 1 is erg antagonistisch. Welke punten horen hierbij?

A
  1. De autochtonen in deze groep zien de allochtonen erg als een bedreiging voor de Nederlandse cultuur; hun ouders zagen dit ook zo.
  2. De allochtonen in deze groep zien de autochtonen als stigmatiserend en ze voelen zich benadeeld; hun ouders hadden dit niet altijd zo erg.
48
Q

Er zijn twee groepen te onderscheiden in het
onderzoek van Bergen. Groep 2 is egalitair. Welke punten horen hierbij?

A
  1. De autochtonen en allochtonen in deze groep zagen diversiteit en multiculturalisme als iets positiefs; dit hadden de meesten overgenomen van hun ouders (de persoon zelf is belangrijker dan zijn achtergrond).
  2. Stigmatisering was niet eerlijk volgens de autochtonen en de allochtonen hadden manieren geleerd om met mogelijke stigmatisering om te gaan.
49
Q

Wat is de conclusie in het onderzoek van Van bergen

A

de intergenerationele overdracht van idealen van ouders op kinderen is sterker in de majoriteit groepen dan in de minoriteit groepen.

50
Q

Van bergen: Soorten van intergenerationele transmissie

A
  1. Culturele socialisatie - overdracht van cultuur, culturele loyaliteiten en erfgoed
  2. egalitarisme - benadrukken dat iedereen gelijk is (soms prodiversiteit)
  3. veroordelend - nadruk op ongelijkheid en discriminatie
  4. wantrouwen - Op je hoede zijn voor de ander
51
Q

Miklikowska: Onderzoeksvraag

A

de relatieve effecten van drie socialisatie-contexten (ouders, leeftijdsgenoten en vriendschappen tussen groepen) over de ontwikkeling van anti-immigrantenattitudes van adolescenten en mogelijke bemiddelaars en moderatoren van deze effecten.

52
Q

Miklikowska: Methode: Een longitudinaal onderzoek met 571 adolescenten. De participanten werden drie keer getest op:

A

Anti-immigrantenattitudes
Aantal goede vrienden

intergroepsvriendschap van 1e of 2e gen.
empathie

sociaaleconomische achtergrond
Inkomen / onderwijsniveau

53
Q

Miklikowska: Uitkomsten

A
  1. ouders, leeftijdsgenoten, intergroepsvriendschappen en SES voorspellen veranderingen in de houding van jongeren
  2. adolescenten met immigrantenvrienden worden minder beïnvloed door de vooroordelen van ouders en leeftijdsgenoten dan jongeren zonder immigrantenvrienden
  3. de effecten van ouders, leeftijdsgenoten en intergroepvriendschappen worden gemedieerd door de empathische bezorgdheid van adolescenten.
54
Q

Miklikowska: Sociale contexten

A

peers, ouders, intergroepsvriendschappen

55
Q

Cameron et al: onderzoeksvragen

A
  1. modereert direct contact het “extended contact effect” bij kinderen?
  2. Wordt “extended contact effect” gemedieerd door in-groep / out-groep normen over interetnische vriendschappen?
56
Q

Cameron et al: Methode

A

Quasi-experimenteel onderzoek

57
Q

Cameron et al: Uitkomsten

A
  1. extended contact is het meest effectief wanneer kinderen minder hoge kwaliteit direct contact hebben
  2. Lage kwaliteit direct contact modeert extended contact effecten niet
  3. extended contact interventies zijn effectiever bij jongere kinderen
58
Q

Cameron et al: Extended contact interventies: waar zijn deze het meest effectief?

A

Zijn het meeste effectief in scholen waar kinderen weinig direct contact hebben met andere groepen van hoge kwaliteit.

59
Q

Cameron et al: Wat suggereert dit onderzoek?

A

dat er vooral gericht moet worden op het aanmoedigen van positieve normen buiten de groep bij het ontwerpen van interventies. Bij oudere kinderen kan er ook gericht worden op positieve in-groepsnormen. Ten slotte denken de onderzoekers van deze studie dat directe contactinterventies zoals uitwisselingen vooral effectief zijn als voorafgaand aan de uitwisseling er extended contactinterventies moeten plaatsvinden.

60
Q

van der Ploeg: probleem

A

De eenzijdigheid van het burgerschapsbeleid in Nederland en Europa.

61
Q

Van der Ploeg: Onderzoeksmethode

A

In dit artikel wordt de eenzijdigheid van het Europese en Nederlandse beleid geïllustreerd en bekritiseerd. Vervolgens wordt nagegaan of het anders kan: of burgerschapsvorming anders begrepen kan worden en of burgerschapsvorming anders ingericht kan worden, zodanig dat in het onderwijs wel voldoende recht gedaan wordt aan de diversiteit aan opvattingen over wat goed burgerschap is

62
Q

Van der Ploeg: Samenvatting

A

burgerschapsvorming naar europees en Nederlands beleid is eenzijdig: liberalisme en republikanisme ten koste van aandacht en waardering van agonistische (kritiek op macht) en non-participatieve perspectieven. Maar je mag kinderen helemaal geen burgerschapsvorming ideologie aanleren.

63
Q

Van der Ploeg: Burgerschap meerzijdig

A

Het ontwikkelen van elementaire competenties, zoals van ouds gewoonlijk in het onderwijs gebeurt, is burgerschapsvorming zonder bias ten faveure van specifieke opvattingen van burgerschap.
In een zakelijke benadering zijn de verschillende opvattingen van burgerschap en verschillen tussen opvattingen onderwerp van onderwijs in plaats van dat burgerschap volgens één opvatting doel is van onderwijs.

64
Q

Kesselring: probleemstelling

A

met welke activiteiten hebben de pilotgemeenten vormgegeven aan de gedachte achter Allemaal Opvoeders en wat waren de operationele doelen van deze activiteiten? En in hoeverre zijn deze doelen gerealiseerd?

65
Q

Kesselring: methode

A

Bottom-up benadering. Pilotgemeenten ontwikkelen activiteiten.

66
Q

Kesselring: Samenvatting

A

Verspreid over de pilotgemeenten zijn 26 activiteiten ontplooid. Deze activiteiten zijn met behulp van de contactladder uit de programmatheorie gecategoriseerd in vier typen: ontmoetings-, dialoog-, buurt- en netwerkactiviteiten. Over de vier categorieën worden verschillende doelen behaald. Uit de totaal 32 doelen lijken 9 doelen de pedagogische civil society te versterken.

67
Q

Kesselring: Wat zijn de 9 doelen die de pedagogische civil society versterken het onderzoek

A

Ik praat met andere (mede)opvoeders over mijn kinderen.
Ik kan mijn verhaal kwijt.
De gesprekken zetten mij (meer) aan het
denken over opvoeden.
Ik leer andere (mede)opvoeders (beter) kennen
Ik krijg opvoedtips van andere (mede)opvoeders.
Ik denk dat ik een beroep kan doen op de andere (mede)opvoeders.
Ik leer van de (opvoed)ervaringen van andere (mede)opvoeders
Ik geef opvoedtips aan andere (mede)opvoeders
Door deze activiteit neem ik vaker deel aan (opvoed)activiteiten