Argo tekst 14 Flashcards
1
Q
παρ-ειμι
A
aanwezig zijn
2
Q
βαινω
A
gaan, stappen
3
Q
οι μεν…οι δε…
A
sommigen… anderen…
4
Q
θαυμαζω
A
bewonderen/ zich verwonderen over
5
Q
φυλαττω
A
bewaken/ beschermen
6
Q
μετα, μετ, μεθ
A
(samen) met
7
Q
ποτε
A
eens, ooit
8
Q
πιστευω
A
geloven, vertrouwen op
9
Q
εξαιφνης
A
plotseling
10
Q
ειλον
A
grijpen, pakken aor
11
Q
αιρεω
A
grijpen, pakken
12
Q
ηνεγκοv
A
dragen, brengen aor
13
Q
το υδωρ, υδατος
A
water
14
Q
επιον
A
drinken aor
15
Q
ο θανατοσ
A
de dood
16
Q
ηγαγον
A
brengen, leiden aor
17
Q
δυο
A
twee