Anterior uveitis Flashcards

1
Q

Hoeveel HLA klassen zijn er?

A

Klasse I en Klasse II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tot welke klasse behoort HLA-B27

A

Klasse I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk percentage in de bevolking draagt HLA-B27?

A

8-10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met welke auto-immuunziekten is HLA-B27 sterk geassocieerd? Noem er vier.

A
  1. Ankyloserende spondylitis (Bechterew)
  2. Reactieve arthritis syndroom (Reiter)
  3. Inflammatory Bowel Syndrome (IBS)
  4. Psoriatrische artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel procent van de acute uveitis anterior is HLA-B27 positief?

A

40%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk percentage patiënten met SpA is positief voor HLA-B27?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn typische symptomen bij SpA?

A

Ochtendstijfheid rond het wervelkolom en lage rugpijn in de ochtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn complicaties van SpA? Noem er twee.

A
  1. Cardiovasculair lijden (aortaklepinsufficientie)
  2. Pulmonale apicale fibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel patienten met SpA krijgt een uveitis anterior?

A

25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de triade van reactieve arthritis syndroom (Reiter)?

A
  1. Urethritis
  2. Mucopurulente, papillaire conjunctivitis. Soms non-granulomateuze uveitis
  3. poly-arthritis (grote gewrichten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn triggeringsfactoren van het syndroom van Reiter?

A
  1. Diarree of dysenterie
  2. bepaalde bacteriele ontstekingen: Chlamydia, Yersinia, Shigella, Salmonella
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel patienten met het syndroom van Reiter zijn HLA-B27 positief?

A

50-75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het natuurlijk beloop van Reiter?

A

Eerst treedt een urethritis op, daarna na 2 weken gevolgd door een dubbelzijdige milde conjunctivitis gevolgd door een poly-arthritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke afwijkingen komen voor bij psoriatrische arthritis?

A
  1. Huidafwijkingen: erythematosquameuze uitslag op de strekzijde van de extremiteiten
  2. Inflammatie van de terminale phalangea
  3. Nagelafwijkingen: brokkelige nagels met putjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk IBS aandoening heeft de hoogste percentage uveitis?

A

Ulceratieve colitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij wie komt TINU vooral voor?

A

Meestal adolescente vrouwen van begin 30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de typische presentatie van TINU?

A

Bilaterale, non-granulomateuze uveitis anterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kunnen er afwijkingen in het posterior segment voorkomen bij TINU?

A

Ja maar erg zeldzaam: vitritis, multifocale chorioretinale laesies, zwelling papil en macula oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Met welke HLA is TINU sterk geassocieerd?

A

HLA-DRB1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de behandeling van TINU?

A

Reageert goed op high dose steroiden, soms IMT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het Possner-Schlossman syndroom?

A

recidiverende, unilaterale mild acute non-granulomateuze uveitis anterior, vaak met sterk verhoogde IOPs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de oorzaak van Possner-Schlossmann?

A

Er is mogelijk een associatie met CMV (bepaalde subtypen) en herpes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het klinisch beeld van een Possner-Schlossmann aanval?

A

Een unilaterale uveitis met fors verhoogde oogdruk (> 40 mmHg) met milde VOK-reactie, fijne descemetstippen. Ook vaak een iets gedilateerde pupil.

24
Q

Wat is een complicatie van Possner-Schlossman?

A

Secundair glaucoom

25
Q

Wat is een phacoantigene uveitis?

A

Reactie op lensmateriaal door traumatische of iatrogene oorzaak. Er is sprake van een granulomateuze of non-granulomateuze uveitis met KPs en milde uveitis anterior

26
Q

Wat is een phacolytische uveitis?

A

Uveitis door lekkage lensproteinen door het kapsel ten gevolge van een hypermatuur cataract. Typisch: voorste oogkamer prikkeling en verhoogde oogdruk.

27
Q

Wat komt niet voor bij een phacolytische uveitis en wel bij een phacoantigene uveitis?

A

KPs en synechiae.

28
Q

Welk medicijnen veroorzaakt de meeste uveitiden?

A

Rifabutine (wordt gebruikt in behandeling van tuberculose en HIV)

29
Q

Noem vijf groepen medicijnen die uveitis kunnen veroorzaken.

A
  1. TNF-inhibitoren (etanercept, adalimumab)
  2. Immuun checkpoint inhibitoren (nivolumab ipilimumab, pembrolizumab)
  3. Bisfosfonaten (alendroninezuur)
  4. Fluoroquinolonen (moxifloxacine)
  5. Sulfanomiden
30
Q

Wanneer spreken we van een chronische uveitis anterior?

A

Relapse binnen drie maanden na stoppen medicatie

30
Q

Welk uveitis beeld kunnen immuun checkpoint inhibitoren veroorzaken?

A

VKH-achtig beeld met choroidale betrokkenheid en sereuze loslatingen.

30
Q

Welke complicaties komen vaker voor bij chronische uveitis anterior?

A
  1. Macula oedeem
  2. Cataract
  3. Secundair glaucoom
31
Q

Wat zijn 3 typische klinische tekenen van Fuchs’ Uveitis?

A
  1. Diffuse stromale iris atrofie (veroorzaakt heterochromie)
  2. Kleine witte stellate KPs
  3. Milde voorste oogkamer prikkeling
32
Q

Welke afwijkingen komen niet voor bij Fuchs uveitis?

A

Posterior en anterior synechiae
Posterior uveitis

33
Q

Welke andere ziektebeelden komen vaker voor bij Fuchs’ uveitis?

A

Secundair glaucoom en cataract

34
Q

Met welke virussen is Fuchs’ geassocieerd?

A

Rubella (1) en CMV (2)
Vaak PCR positief bij voorste oogkamer punctie.

35
Q

Moet Fuchs altijd behandeld worden?

A

Een milde prikkeling mag geaccepteerd worden, maar de patient moet wel onder controle blijven wegens de verhoogde kans op glaucoom en cataract. De glaucoom kan moeilijk te behandelen zijn.

36
Q

Wat is de triade van Blau syndroom?

A
  1. Granulomateuze recidiverende (pan)uveitis
  2. Papuleuze dermatitis (vaak de eerste symptoom).
  3. Symmetrische athritis

In ernstige gevallen kunnen kinderen contracturen van de vingers ontwikkelen (camptodactylie)

37
Q

Wat is Blau syndroom?

A

Autosomaal, dominante autoinflammatoir syndroom.
Kan verwardt worden met JIA

38
Q

Op welke leeftijd ontstaat de kenmerken van het Blau syndroom?

A

Meestal voor de leeftijd van 5 jaar. Maar de diagnose kan soms gemist worden en pas later gesteld worden, omdat de afwijkingen sequential kunnen presenteren.

39
Q

Welke lichamelijke afwijking komen het meest voor bij Blau syndroom?

A

Een symmetrische poly-artritis.

40
Q

Bij hoeveel patiënten met Blau Syndroom ontstaat uveitis?

A

70 tot 90%.

41
Q

Waarom is snelle behandeling van Blau syndroom gewenst?

A

Omdat de uveitis en artritis kunnen leiden tot permanente schade.

42
Q

Welk uveitis beeld kan voorkomen bij Blau syndroom?

A

Een granulomateuze panuveitis met multifocale chorioretinitis die kunnen leiden tot chorioretinale littekens.

43
Q

Wat is Juveniele Idiopathische arthritis?

A

De meest voorkomende systemische aandoening geassocieerd met arthritis en uveitis anterior op kinderleeftijd

44
Q

Wat is het typsich beloop van een JIA?

A

Een arthritis beginnend voor de 16de levensjaar en dat tenminste 6 weken duurt.

45
Q

Welke drie subtypen bestaan er binnen JIA?

A
  1. Still disease
  2. Polyarticulaire onset
  3. Oligoarticulaire onset.
46
Q

Wat is het klinisch beeld bij een Still disease?

A

Ontstaat meestal voor de leeftijd van 5 jaar. Kinderen presenteren zich met koorts, uitslag, lymfadenopathie en hepatosplenomegalie. Meestal is er geen betrokkenheid van de gewrichten en ook geen uveitis.

47
Q

Wat is het klinisch beeld van en polyarticulaire onset?

A

Dit zijn 40% van de JIA gevallen. Er zijn 4 of meer gewrichten aangedaan in de 1ste 6 maanden. Bij 10% komt uveitis voor.

48
Q

Wat is het klinisch beeld van een oligoarticulaire onset?

A

40-50% van alle JIA. Bij 80-90% komt uveitis voor! Dit komt vooral voor bij meisjes onder de 5 jaar en ANA positief.

49
Q

Bij welke subtype JIA komt uveitis het meest voor?

A

Oligo-articulaire onset.

50
Q

Op welke leeftijd ontstaat uveitis meestal bij kinderen met JIA?

A

Meestal rond de leeftijd van 6 jaar. Het ontstaat meestal een aantal jaren na de onset van gewrichtsklachten maar kan tot 28 jaar later nog voorkomen.

51
Q

Wat is het typsiche klinische beeld van een JIA uveitis?

A

Een blanke conjunctiva, met fijne keratische precipitaten, voorste oogkamer prikkeling en posterior syenchiae. Soms is het asymptomatisch en wordt het per toeval ontdekt.

52
Q

Welke complicaties kunnen ontstaan bij een JIA uveitis?

A
  1. Cataractvorming
  2. Bandkeratopathie
  3. Posterior synechiae.
53
Q

Wat is het gevaar van een JIA uveitis?

A

Omdat het asymptomatisch kan verlopen, kan er al significante schade ontstaan. Complicaties zijn bijv
1. Bandkeratopathie
2. Cataract
3. Glaucoom
4. Chronisch macula oedeem
5. Chronsiche hypotonie
6. Phthisis

54
Q

Wat is de behandeling van JIA uveitis?

A
  1. Topicale steroiden
  2. Systemische steroiden in acute fase gevolgd door IMT behandeling (Methotrexaat)