Andere woordjes, werkwoorden en zinnen les 4-5 Flashcards

1
Q

geen probleem

A

non c’è problema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoort u

A

Senta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het spijt me

A

Mi dispiace

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er is geen gsm-ontvangst

A

Il cellulare non prende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik verkies een grote kamer

A

Preferisco una camera grande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik woon samen met Sebastiano, mijn vriend

A

Vivo con Sebastiano, il mio ragazzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spijtig genoeg wonen wij in een klein en duur appartement

A

Purtroppo abitiamo in un appartamento piccolo e caro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Venetië is niet goedkoop, maar ik werk hier

A

Venezia non è economica, ma io lavoro qui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We hebben maar één kamer: helemaal geen plaats

A

Abbiamo una sola stanza: zero spazio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gelukkig is de buurt rustig, het is niet in een toeristisch gebied

A

Per fortuna il quartiere è silenzioso, non è in una zona turistica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We slapen heel goed

A

Dormiamo molto bene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik woon in een oud appartement in het centrum

A

Abito in un vecchio appartamento in centro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het gebied is fantastisch

A

La zona è fantastica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eten met de vrienden is bij mij thuis belangrijk

A

Mangiare con gli amici è importante a casa mia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik heb een grote keuken met een tafel voor 12 personen

A

Ho una cucina grande con un tavolo per 12 persone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ik woon met mijn twee kinderen in een nieuw appartement maar het is lawaaierig vanwege het verkeer

A

Vivo con i miei due bambini in un appartemento nuovo ma è rumoroso per il traffico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De kinderen slapen slecht, daarom wil ik verhuizen

A

I bambini dormono male, per questo voglio cambiare case.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mijn favoriete kamer is het terras, ik hou van planten.

A

La mia stanza preferita è il tarrazzo, adoro le piante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Speciale prijs voor de klanten van het restaurant

A

Prezzo speciale per i clienti al ristorante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

typische keuken op basis van vis

A

Cucina tipica a base di pesce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Jij woont in een vrijstaand huis aan de rand van de stad en ik woon in een appartement in het centrum

A

Tu abiti in una viletta in periferia e io abito in un appartamento in centro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op vakantie geef je de voorkeur aan een agriturismo en wil je in de natuur zijn

A

In vacanza preferisci un agriturismo e vuoi essere nella natura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kamers en meubels

A

stanze e mobili

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Er is een fotograaf en taxi’s in het hotel

A

ci sono fotografo e taxi in hotel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

dieren toegelaten

A

animali ammessi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

in de buurt

A

in zona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

een kamer boeken in een hotel

A

prenotare una camera in albergo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

een enige vakantie

A

una vacanza unica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

een Mediterraanse atmosfeer (sfeer, subjectieve perceptie)

A

una atmosfera mediterranea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

een traditionele stijl

A

uno stile tradizionale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

internationaal ontbijt inbegrepen

A

colazione internazionale inclusa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

een elegante omgeving (fysieke omgeving)

A

una ambiente elegante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

voor een persoon die houdt van Italiaanse kunst

A

per una persona che ama l’arte italiana

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

voor een persoon die houdt van goed eten

A

per una persona che ama mangiare bene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

voor een persoon die houdt van shoppen

A

per una persona che ama fare shopping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

fotograaf in het hotel

A

fotografo in hotel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

het personeel spreekt vreemde talen

A

lo staff parla lingue straniere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

gratis wifi

A

wi-fi gratuito

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

honderd euro per nacht

A

cento euro a notte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

het personeel is vriendelijk, maar spreekt alleen Italiaans

A

lo staff è simpatico, ma parla solo italiano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

jongens, jullie moeten Engels studeren

A

ragazzi, dovete studiare inglese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

ideale plek voor vakanties

A

posto ideale per le vacanze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Proper hotel, stille kamers

A

albergo pulito, camere silenziose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

zeer goede prijs-kwaliteit verhouding: 50 euro voor een tweepersoonskamer

A

rapporto qualità-prezzo molto buono: 50 euro per una camera matrimoniale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

helaas moet ik zelfs op vakantie in goedkope hotels slapen

A

purtroppo anche in vacanza devo dormire in hotel economici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

ik heb geen geld

A

non ho soldi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

hier is het een ramp

A

qui è un disastro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

een kapotte televisie

A

una televisione rotta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

geen wifi

A

niente wi-fi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

waarom sluiten ze die oude hotels niet?

A

perché non chiudono questi alberghi vecchi?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

ik raad deze accommodatie aan

A

consiglio questa sistemazione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

dit hotel is ideaal om te slapen, voor deze lage tarieven is het perfect

A

questo hotel è ideale per dormire, per queste tariffe economiche è perfetto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

ik verkies een stille tweepersoonskamer

A

preferisco una camera doppia silenziosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

voor mij is een nieuw bed belangrijk

A

per me è importante un letto nuovo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

in het hotel (algemeen)

A

in albergo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

in het moderne hotel (specifiek)

A

nell’albergo moderno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

in het centrum (algemeen)

A

in centro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

in het historisch centrum (specifiek)

A

nel centro storico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Het hotel bevindt zich op 100 meter van de zee en biedt regionale gerechten aan. Er is een zwembad en een parkeerplaats, en Wi-Fi is gratis. Het ontbijt is inbegrepen in de prijs. Gasten genieten erg van het avondentertainment. En tot slot zijn ook honden toegestaan.

A

L’Albergo si trova a 100 metri dal mare e offre una cucina regionale. C’è una piscina e un parcheggio e il Wi-Fi è gratuito. La colazione è inclusa nella tariffa. Agli ospiti piace molto l’animazione serale. E infine, anche i cani sono ammessi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

voor de mensen die houden van dieren: honden zijn toegelaten

A

per la gente che ama gli animali: i cani sono ammessi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

voor wie houdt van…

A

per chi ama…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

in welk type hotel ga jij graag op vakantie?

A

in che tipo di hotel preferisci passare le vacanze?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

ik verkies om te gaan naar een elegant hotel in de stad

A

preferisco andara in un hotel elegante in città

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

ik verkies hotels met een wellness

A

preferisco gli hotel con spa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

voor mij is het belangrijk om wifi te hebben

A

per me è importante avere il wi-fi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

een moderne, traditionele, elegante stijl

A

uno stile moderno, tradizionale, elegante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

in de buitenwijken

A

in periferia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

buiten de stad

A

fuori città

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

in de natuur zijn

A

essere nella natura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

het hotel biedt verschillende diensten aan, zoals een Italiaanse keuken, een zwembad en avondanimatie

A

l’hotel offre diversi servizi come una cucina italiana, una piscina e l’animazione serale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

een extra bed

A

un letto aggiunto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

een kamer met zicht op zee

A

una camera con vista sul mare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Er zijn spelletjes en animatoren voor de kinderen

A

Ci sono giochi i animatori per i bambini

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Goedemorgen, ik zou graag een tweepersoonskamer willen.

A

Buongiorno, vorrei una camera doppia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Goedemorgen, voor hoeveel nachten?

A

Buongiorno, per quante notti?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Voor twee nachten, van 23 maart tot 25 maart.

A

Per due notti, dal 23 marzo al 25 marzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wilt u ontbijt of halfpension?

A

Vuole la colazione o con mezza pensione?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Hoeveel kost het ontbijt?

A

Quanto costa la colazione?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Dat is prima. Is er parkeergelegenheid? En een zwembad?

A

Va bene. C’è un parcheggio? E una piscina?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Ja, er is parkeergelegenheid, maar er is geen zwembad.

A

Sì, c’è un parcheggio, ma non c’è una piscina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Heeft u een identiteitsbewijs?

A

Ha un documento?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Hier is mijn identiteitskaart.

A

Ecco la mia carta d’identità

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Goedemorgen, heeft u een kamer voor 3 personen?

A

Buongiorno, avete una camera per 3 persone?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Ja, we hebben een tweepersoonskamer met een extra bed.

A

Sì, abbiamo una camera matrimoniale con letto aggiunto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Heeft de kamer een eigen badkamer?

A

La camera è con bagno?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Nee, de kamer heeft een douche.

A

No, la camera è con doccia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Is er een restaurant?

A

C’è un ristorante?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Oké, ik zou graag voor 3 nachten willen reserveren.

A

Allora, vorrei prenotare per 3 notti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Op welke naam?

A

A che nome?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

We hebben een eenpersoonskamer met een eigen badkamer, maar deze kijkt uit op de zeer drukke straat.

A

Abbiamo una camera singola conbagno, ma dà sulla strada molto traficata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

de douche bevindt zich in de gang

A

La doccia è in corridoio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Hier is de sleutel

A

Ecco la chiave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

In welk hotel zijn jullie? We zijn in hotel Mazoni

A

In quale albergo siete? Siamo all’albergo Mazoni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Dus jullie zijn echt op een rustige plek

A

Allora, siete proprio in un posto tranquillo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Het is in het voetgangersgebied, maar het is behoorlijk lawaaierig.

A

è nella zona pedonale, ma è piuttosto rumoroso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

luister, heb je plannen voor vanavond?

A

senti, hai da fare stasera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Ik kom naar het hotel en dan gaan we samen uit eten, oké?

A

Vengo all’albergo e poi andiamo a cena insieme, va bene?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Ik wil graag een kamer reserveren voor 2 nachten

A

Vorrei prenotare una camera per due notti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

op de vijfde verdieping

A

al quinto piano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Romeo wil naar buiten gaan, maar kan niet

A

Romeo vuole uscire, ma non può

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Ik ben heel zeker

A

Sono sicurissimo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Moet hij pipi doen?

A

Deve fare la pipi?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Altijd hetzelfde verhaal

A

Sempre la stessa storia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

de goedkope hotels

A

gli alberghi economici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

In een agriturismo kun je slapen in de stilte van de natuur en biologische producten eten zoals vers fruit en seizoensgroenten

A

in un agriturismo puoi dormire nel silenzio della natura e mangiare prodotti biologici come frutta fresca e verdure di stagione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Veel agriturismo’s hebben een zwembad en sommige hebben ook een spa

A

Molti agriturismi hanno una piscina e qualcuno ha anche una spa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

ik ontbijt nooit

A

non faccio mai la colazione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

ik eet niets als ontbijt

A

a colazione non mangio niente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

niemand kan naar het hotel komen

A

in albergo non può venire nessuno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

van maandag tot donderdag

A

da lunedì a giovedì

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

van de eerste tot de achtste april

A

dal primo all’ otto aprile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

de airconditioning werkt slecht

A

l’aria condizionata funziona male

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

ons hotel bevindt zich in Pescara, aan de zee

A

il nostro hotel si trova a Pescara, sul mare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

er zijn grote kamers met een heel mooi uitzicht

A

ci sono camere grandi con vista bellissima

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

we bieden een gratis parking aan met twee laadstations

A

Offriamo un parcheggio gratuito, con due stazioni di ricarica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

de produkten in het restaurant zijn niet vers en de koffie smaakt naar vis

A

I prodotti in restorante non sone freschi e il caffè a il sapore di pesce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Jullie hebben het gedaan

A

Ce l’avete fatta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

luister, ik heb een probleem

A

Senta, ho un problema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Kan er iemand langskomen?

A

Può venire qualcuno?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Vandaag kan er niemand komen

A

Oggi non può venire nessuno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

iets anders: mijn gsm heeft geen bereik en de wifi werkt ook niet

A

un’altra cosa: il cellulare non prende… e non funziona neanche il wi-fi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

u moet de vaste telefoon gebruiken

A

deve usare il telefono fisso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Hoe dan ook, ik ben niet tevreden

A

comunque non sono sodisfatto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Ik wil van kamer veranderen: de vensters zijn kapot en het bed is niet comfortabel

A

Voglio cambiare camera: le finestre sono rotte e il letto è scomodo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

heeft u nog een dubbele kamer vrij?

A

avete ancora una camera doppia libera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

voor enkele dagen

A

per qualche giorno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

voor enkele dagen

A

per alcuni giorni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

voor enkele nachten

A

per qualche notte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

voor enkele nachten

A

per alcune notti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

hier is het niet mogelijk om te telefoneren

A

qui non è possibile fare una telefonata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

de venster goed sluiten

A

chiudere bene la finestra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

de airco werkt niet

A

non funziona l’aria condizionata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

de airco en de wifi werken niet

A

non funzionano l’aria condizionata e il wi-fi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

er mist een stoel

A

manca una sedia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

er zijn twee glazen tekort

A

mancano due bicchieri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

er is geen venster

A

non c’è una finestra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

er zijn geen handdoeken

A

non ci sono asciugamani

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

de televisie is kapot

A

il televisore e rotto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

de lakens zijn vuil

A

le lenzuola sono sporche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

de sofa is niet comfortabel / is oncomfortabel

A

il divano non è comodo / è scomodo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

is het mogelijk om nog een stoel te krijgen?

A

è possibile avere ancora una sedia?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

ik zou nog een bed willen hebben

A

Vorrei avere ancora un letto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

kan u ons nog een bed brengen?

A

Ci porta un’altro letto (=ancora un letto)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

het is een verschrikkelijke ervaring

A

è una esperienza orribile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Waarom is het goed om op voorhand te reserveren?

A

Perché conviene prenotare in anticipo?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

welke twee zaken zijn interessant om te weten wanneer we reserveren?

A

Quali due cose sono interessanti da sapere quando prenotiamo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

hoe vragen we om hulp?

A

come chiediamo aiuto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

kan u een technieker laten komen

A

potete far venire un tecnico? (form)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

wat denk je hiervan?

A

che cosa pensi di questo?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

ik slaap veel in het weekend

A

dormo molto il weekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

Luisa eet weinig tijdens het avondeten

A

Luisa mangia poco a cena

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

dit hotel is heel goed

A

questo hotel è molto buono

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

deze film is niet heel interessant

A

questo film è poco interessante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

ik spreek erg slecht Engels

A

parlo inglese molto malo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q

de kamers zijn klein

A

le camere sono piccole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

de grote appartementen zijn duur

A

gli appartamenti grandi sono cari

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
157
Q

sorry, …

A

senta, scusi …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
158
Q

Er is geduld nodig om een nieuwe taal te leren

A

ci vuole pazienza per imparare una nuova lingua

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
159
Q

Er is veel geld nodig om een reis om de wereld te maken

A

Ci vogliono molti soldi per fare un viaggio intorno al mondo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
160
Q

op de trein

A

sul treno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
161
Q

kan u me zeggen?

A

mi sa dire?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
162
Q

een ticket kopen

A

fare il biglietto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
163
Q

hoe laat is het?

A

che ore sono? / Che ora è?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
164
Q

het is twintig voor negen

A

sono le otto e quaranta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
165
Q

het is twintig voor negen

A

sono le nove meno venti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
166
Q

het is half acht

A

sono le sette e mezza / mezzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
167
Q

het is kwart na acht

A

sono le otto e un quarto

168
Q

het is één uur

A

è l’una

169
Q

om hoe laat?

A

a che ora?

170
Q

hoeveel kost

A

quanto costa

171
Q

binnen 5 minuten

A

tra 5 minuti

172
Q

aan de deur bellen

A

suonare alla porta

173
Q

geen angst!

A

niente paura!

174
Q

is alles duidelijk?

A

tutto a posto?

175
Q

Venetië is rijk aan geschiedenis en cultuur

A

Venezia è ricca di storia e di cultura

176
Q

Er zijn veel antieke huizen, musea, kerken en historische bruggen

A

Ci sono molti palazzi antichi, musei, chiese e ponti storici

177
Q

In Milaan zijn er wolkenkrabbers en kantoorgebouwen, maar er is ook een historisch centrum

A

A Milano ci sono grattacieli e uffici, ma anche un centro storico

178
Q

Wie is er in de bank?

A

Chi c’è in banca?

179
Q

Wat is er tegenover de apotheek?

A

Che cosa c’è di fronte alla farmacia?

180
Q

Succes! - Dank u (niet grazie)

A

In bocca al lupo! - Crepi (il lupo)

181
Q

Welke vervoersmiddelen kan ik gebruiken om naar het centrum te gaan?

A

Per andare in centro, che mezzi posso prendere?

182
Q

Excuseer, is er een winkel in de buurt

A

Senta, scusi, c’è un negozio qui vicino?

183
Q

het krantenwinkeltje is dichtbij het station

A

l’edicola è vicino alla stazione

184
Q

de bank is tegenover het postkantoor

A

la banca è di fronte all’ufficio postale

185
Q

de supermarkt is links, tegenover de apotheek

A

il supermercato è a sinistra, di fronte alla farmacia

186
Q

de apotheek is tussen het krantenwinkeltje en de bank

A

la farmarcia è fra l’edicola e la banca

187
Q

er is hier een metrostation in de buurt, naast het treinstation

A

C’è una fermata della metro qui vicino, accanto alla stazione ferroviaria

188
Q

tegenover de ingang van de bank

A

di fronte all’ingresso della banca

189
Q

de kathedraal staat in het historisch centrum

A

la cattedrale è nel centro storico

190
Q

in het historisch centrum is er de kathdraal

A

nel centro storico c’è la cattedrale

191
Q

neem de eerste rechts

A

prende la prima a destra

192
Q

U slaat linksaf, neemt de tweede rechts en gaat altijd rechtdoor

A

Lei gira a sinistra, prende la seconda a destra e va sempre dritto

193
Q

Wanneer u bij het plein aankomt, slaat u linksaf en bij de kruising slaat u rechtsaf

A

Quando arriva alla piazza, gira a sinistra e all’incrocio gira a destra

194
Q

Ga naar het verkeerslicht en vanaf daar kunt u de bus nemen

A

Va al semaforo e da lì può prendere l’autobus

195
Q

achter de hoek

A

dietro l’angelo

196
Q

je hebt het verkeerslicht voor je, dan moet je de tweede rechts nemen

A

ha presente il semaforo, devi prendere la seconda a destra

197
Q

Excuseer, weet u waar … is

A

scusi, sa dov’è …

198
Q

Kan u me zeggen waar … is

A

mi sa dire / può dire dov’è

199
Q

er zijn weinig auto’s

A

ci sono poche macchine

200
Q

Hoe lang duurt het om van Milaan naar Palermo te vliegen?

A

quanto tempo ci vuole per andare da Milano a Palermo in aereo

201
Q

Het duurt 10 minuten om naar het centrum te gaan

A

Per andare in centro ci vogliono 10 minuti

202
Q

houden van

A

adorare (-are)

203
Q

op dieet zijn

A

essere a dieta (onregelmatig)

204
Q

slapen

A

dormire (-ire)

205
Q

aanraden

A

consigliare (-are)

206
Q

openen

A

aprire (-ire)

207
Q

vermijden

A

evitare (-are)

208
Q

De wekker zetten

A

mettere la sveglia

209
Q

zitten

A

stare seduto (onregelmatig)

210
Q

binnengaan

A

entrare (-are)

211
Q

verhuizen

A

cambiare casa (-are)

212
Q

veranderen / verwisselen

A

cambiare (-are)

213
Q

koken

A

cucinare (-are)

214
Q

televisie kijken

A

guardare la TV (-are)

215
Q

douchen

A

fare la doccia (onregelmatig)

216
Q

in bad gaan

A

fare il bagno (onregelmatig)

217
Q

shoppen

A

fare shopping (onregelmatig)

218
Q

komen

A

venire (onregelmatig)

219
Q

moeten

A

dovere (onregelmatig)

220
Q

poetsen / zuiver maken

A

pulire (-ire (-isc-))

221
Q

kapot maken

A

rompere (-ere)

222
Q

sluiten

A

chiudere (-ere)

223
Q

blijven

A

restare (-are)

224
Q

functioneren

A

funzionare (-are)

225
Q

spijt hebben / betreuren

A

dispiacere (-ere)

226
Q

tevreden stellen

A

soddisfare (-are)

227
Q

een wachtwoord ingeven

A

mettere una password (onregelmatig)

228
Q

vertrekken / wegrijden

A

partire (-ire)

229
Q

telefoneren

A

telefonare (-are)

230
Q

ingeven / invoegen

A

inserire (-ire (-isc-))

231
Q

beschrijven

A

descrivere (-ere)

232
Q

vinden

A

trovare (-are)

233
Q

op bezoek gaan

A

andare a trovare (-are)

234
Q

op bezoek komen

A

venire a trovare (onregelmatig)

235
Q

aanstaan

A

piacere (-ere)

236
Q

vuil maken

A

sporcare (-are (ch))

237
Q

zien

A

vedere (-ere)

238
Q

er zijn

A

esserci (onregelmatig)

239
Q

zich bewegen

A

muoversi (-ere (wederkerend))

240
Q

gaan wandelen

A

passeggiare (-are (iare))

241
Q

tegenkomen

A

incontrare (-are)

242
Q

controleren

A

verificare (-are)

243
Q

volgen

A

seguire (-ire)

244
Q

uitleggen

A

spiegare (-are (gh))

245
Q

selecteren

A

selezionare (-are)

246
Q

nodig zijn (bv in recept); duren (tijd)

A

volerci (onregelmatig)

247
Q

vormen / maken

A

formare (-are)

248
Q

weten

A

sapere (onregelmatig)

249
Q

aantekenen / markeren

A

segnare (-are)

250
Q

draaien / afslaan

A

girare (-are)

251
Q

doorgaan / doorrijden

A

continuare (-are)

252
Q

de auto parkeren

A

lasciare la macchina (-are)

253
Q

tekenen

A

disegnare (-are)

254
Q

onderdak bieden aan

A

ospitare (-are)

255
Q

besturen / rondleiden

A

guidare (-are)

256
Q

kosten

A

costare (-are)

257
Q

zetten / leggen

A

mettere (-ere)

258
Q

bestellen / ordenen

A

ordinare (-are)

259
Q

te laat zijn / komen

A

essere in ritardo (onregelmatig)

260
Q

sturen

A

mandare (-are)

261
Q

geloven

A

credere (-ere)

262
Q

luiden / bellen

A

suonare (-are)

263
Q

gebeuren

A

succedere (-ere)

264
Q

onthullen

A

rivelare (-are)

265
Q

uitnodigen

A

invitare (-are)

266
Q

uitvinden

A

inventare (-are)

267
Q

weggaan / wegrijden

A

andare via (onregelmatig)

268
Q

uitstappen

A

scendere (-ere)

269
Q

buitengaan / uitgaan / afrijden

A

uscire (onregelmatig)

270
Q

voorbijgaan

A

superare (-are)

271
Q

oversteken

A

attraversare (-are (wederkerend))

272
Q

stoppen

A

fermarsi (-are (wederkerend))

273
Q

zich voorstellen

A

immaginare (-are)

274
Q

oversteken

A

Attraversare

275
Q

passeren, voorbij gaan aan

A

superare (-are)

276
Q

in het bijzonder

A

in particolare

277
Q

hier

A

qui

278
Q

volgens mij

A

secondo me

279
Q

leve

A

viva

280
Q

akkoord

A

d’accordo

281
Q

met de trein

A

in treno

282
Q

dichtbij

A

vicino

283
Q

te voet

A

a piedi

284
Q

hoe mooi / hoe fijn

A

che bello

285
Q

kom aan!

A

dai

286
Q

dat klopt

A

è vero

287
Q

voor jou

A

a te

288
Q

alles in orde

A

tutto bene

289
Q

daar

A

290
Q

zeker

A

securamente

291
Q

overeind / rechtop

A

in piedi

292
Q

beetje / weinig

A

poco

293
Q

in het centrum

A

in centro

294
Q

in de standsrand

A

in periferia

295
Q

buiten de stad

A

fuori città

296
Q

buiten / uit

A

fuori

297
Q

in de natuur

A

nella natura

298
Q

spijtig

A

purtroppo

299
Q

gelukkig

A

per fortuna

300
Q

hierdoor / daarom

A

per questo

301
Q

in huis

A

dentro casa

302
Q

binnenin / naar binnen

A

dentro

303
Q

aan de zee

A

sul mare

304
Q

inclusief

A

incluso

305
Q

middelmatig

A

nella media

306
Q

vanaf

A

a partire da

307
Q

iemand

A

qualcuno / a

308
Q

niemand / geen

A

nessuno / a

309
Q

alles / helemaal

A

tutto

310
Q

niets

A

niente

311
Q

niets

A

nulla

312
Q

iets

A

qualcosa

313
Q

iedereen, allen

A

tutti

314
Q

ander / nog een

A

altro

315
Q

eigen

A

proprio

316
Q

wie dan ook

A

chiunque

317
Q

welk(e) / wat dan ook

A

qualunque (cosa)

318
Q

welk(e) / wat dan ook

A

qualsiasi (cosa)

319
Q

ieder, elk

A

ogni

320
Q

ieder, elk

A

ciascuno

321
Q

ieder, elk

A

ognuno

322
Q

allebei

A

entrambi

323
Q

enkele, een paar

A

alcuni

324
Q

enkele, een paar

A

qualche

325
Q

aardig wat

A

parecchio

326
Q

op het platteland

A

in campagna

327
Q

maar

A

però

328
Q

ook niet

A

neanche

329
Q

in ieder geval / hoe dan ook

A

comunque

330
Q

nog

A

ancora

331
Q

ver weg

A

lontano

332
Q

een beetje

A

un pò / un poco

333
Q

voor Christus

A

avanti Cristo

334
Q

voor

A

avanti

335
Q

na Christus

A

dopo Crista

336
Q

gisteren

A

ieri

337
Q

per nacht

A

a notte

338
Q

per dag

A

al giorno

339
Q

bijna

A

quasi

340
Q

halfpension

A

mezza pensione

341
Q

volpension

A

pensione completa

342
Q

inclusief 3 maaltijden en strandbedjes

A

all-in

343
Q

accommodatie

A

la sistemazione

344
Q

nooit

A

mai

345
Q

zelden

A

raramente

346
Q

soms

A

a volte

347
Q

af en toe

A

di tanto in tanto

348
Q

vaak

A

spesso

349
Q

altijd

A

sempre

350
Q

eenpersoonskamer

A

la camera singola

351
Q

tweepersoonskamer (aparte bedden)

A

la camera doppia

352
Q

tweepersoonskamer (1 groot bed)

A

la camera matrimoniale

353
Q

driepersoonskamer

A

la camera tripla

354
Q

vierpersoonskamer

A

la camera quadrupla

355
Q

heel goed

A

molto buono / a

356
Q

wie

A

chi

357
Q

wat

A

che

358
Q

hier

A

qui

359
Q

daar

A

360
Q

behoorlijk

A

piuttosto

361
Q

luister, heb je plannen voor vanavond?

A

senti, hai da fare stasera

362
Q

Ik kom naar het hotel en dan gaan we samen uit eten, oké?

A

Vengo all’albergo e poi andiamo a cena insieme, va bene?

363
Q

luister

A

senti

364
Q

vanavond

A

stasera

365
Q

dan

A

poi

366
Q

samen

A

insieme

367
Q

deze ochtend

A

stamattina

368
Q

er is / er zijn

A

c’è / ci sono

369
Q

het is / het zijn

A

é / sono

370
Q

van… tot… (met bepaald lidwoord)

A

dal… al…

371
Q

tot…

A

fino a…

372
Q

op voorhand

A

in anticipo

373
Q

ver weg van…

A

lontano da…

374
Q

in februari

A

a febbraio

375
Q

vooral

A

specialmente

376
Q

inderdaad

A

infatti

377
Q

veel

A

molto

378
Q

naast

A

accanto a

379
Q

voor

A

davanti a

380
Q

achter

A

dietro a

381
Q

onder

A

sotto (geen voorz)

382
Q

over / boven

A

sopra (geen voorz)

383
Q

volgens jou

A

secondo te

384
Q

nog eens / nog

A

ancora

385
Q

er is / er zijn nodig

A

ci vuole / ci vogliono

386
Q

hoe lang?

A

quanto tempo

387
Q

(naar) links (van)

A

(a) sinistra (di)

388
Q

rechtdoor

A

dritto

389
Q

(naar) rechts (van)

A

(a) destra (di)

390
Q

die / dat

A

quello / quella

391
Q

elke

A

ogni

392
Q

oh mijn hemel

A

mamma mia!

393
Q

binnen (tijd) / tussen (plaats)

A

tra

394
Q

opgepast

A

attenzione

395
Q

meer / teveel / bovendien

A

in più

396
Q

weg

A

via

397
Q

tegenover

A

di fronte (a)

398
Q

op / boven

A

su (geen voorz)

399
Q

minimum

A

minimo

400
Q

onderweg

A

in giro

401
Q

op de foto

A

nella foto

402
Q

vanavond

A

stasera

403
Q

hier ben ik

A

eccomi

404
Q

eindelijk

A

finalmente

405
Q

dikwijls

A

spesso

406
Q

te voet

A

a piedi

407
Q

met de vaporetto

A

in vaporetto

408
Q

met de gondel

A

in gondola

409
Q

dichtbij

A

vicino (a)

410
Q

tussen … en …

A

tra = fra … e …

411
Q

in de hoek

A

all’angelo

412
Q

dicht bij <-> ver van

A

vicino (a) <-> lontano (da)

413
Q

hier

A

qui = qua

414
Q

daar

A

lì = là

415
Q

binnen in

A

dentro (zonder voorz)

416
Q

buiten

A

fuori (zonder voorz)