anatomie samenvatting Flashcards
Wat is de relevantie van Anatomie voor sportmassage?
Spieren kennen om volledig te kunnen masseren
Klacht van sporter kunnen interpreteren (weten welke spier daar loopt en wat de functie van die
spier is, hoe de spier ontlast of getraind zou kunnen worden)
Onderdelen van de anatomie zijn:
Kinesiologie (beschrijving van bewegingen): in juiste naamgeving om elkaar te kunnen begrijpen
Osteologie (botten): botpunten, richels, botgroei, aanhechtingspunten van spieren
Artrologie (gewrichten): vorm en functie van de gewrichten
Myologie (spieren): naam en functie van de spieren
Cel- en weefselleer: verschillende soorten weefsel en hun functie
Ventraal
venter = buik: de buikzijde
Lateraal
lateralis = naar opzij: de buitenzijde
Craniaal
cranium = schedel: naar het hoofd
Proximaal
proximus=dichtbij: dichtbij het lichaam
Anterior
voorste
Superior
bovenste
Radiaal
zijde van de radius (duimzijde)
Plantair
aan de zijde van de voetzool
Dorsaal
dorsum = rug de rugzijde
Mediaal
medialis=naar ‘t midden de binnenzijde
Caudaal
cauda=staart naar de staart toe
Distaal
(distans=verwijderd) van het lichaam af
Posterior
achterste
Inferior
onderste
Ulnair
zijde van de ulna (pinkzijde)
Palmair
aan de zijde van de handpalm
termen craniaal en caudaal
worden gebruikt om de ligging van verschillende punten op de romp aan te
duiden. Bijv. de navel ligt caudaal t.o.v. het sleutelbeen.
termen proximaal en distaal
worden gebruikt om de ligging van verschillende punten op de ledematen
aan te duiden. Bijv. de pols ligt distaal t.o.v. de elleboog.
Homolateraal
draaiing zelfde kant (v.b. obliquus internus abdominis)
Heterolateraal
draaiing tegenovergesteld (v.b. sterno cleidomastoideus + obliquus externus abdominis).
Animaal
= bewust = zintuigen + skeletspieren
Vegetatief
= onbewust = autonoom = organen (ademhaling, spijsvertering, bloedvaten + hartslag)
Kenmerken van de anatomische houding zijn?
Een rechtop gerichte stand van het lichaam
De voeten staan parallel t.o.v. elkaar
De handpalmen zijn naar voren gericht
Het hoofd is rechtop
Welke 3 vlakken en 3 assen kunnen door het lichaam worden getrokken?
- Frontale vlak = dit vlak verdeelt het lichaam in een voor- en achter gedeelte
- Sagittale vlak = dit vlak verdeelt het lichaam in een linker- en rechter gedeelte
- Transversale vlak = dit vlak verdeelt het lichaam in een onderste- en bovenste helft
- Transversale as = deze verloopt van rechts naar links, loodrecht op het sagittale vlak
- Sagittale as = deze verloopt van voor naar achter, loodrecht op het frontale vlak
- Longitudinale as = deze verloopt van boven naar beneden, loodrecht op het transversale vlak
Frontale vlak
dit vlak verdeelt het lichaam in een voor- en achter gedeelte
je kijkt op de voorkant
Sagittale vlak
dit vlak verdeelt het lichaam in een linker- en rechter gedeelte
je kijkt op de zijkant van de
persoon
Transversale vlak
dit vlak verdeelt het lichaam in een onderste- en bovenste helft
je kijkt vanaf de bovenkant op de persoon
Transversale as
deze verloopt van rechts naar links, loodrecht op het sagittale vlak
Sagittale as
deze verloopt van voor naar achter, loodrecht op het frontale vlak
Longitudinale as
deze verloopt van boven naar beneden, loodrecht op het transversale vlak
Bewegingen om de frontale ofwel transversale as
Anteflexie: in voorwaartse richting naar ventraal
Retroflexie: in achterwaartse richting naar dorsaal
Anteflexie
in voorwaartse richting naar ventraal
Retroflexie
in achterwaartse richting naar dorsaal
Bewegingen om de sagittale as
Abductie: afvoeren, van het lichaam af bewegen
Adductie: aanvoeren, naar het lichaam toe bewegen
Pronatie: optillen van de binnenrand van de voet; in de elleboog de handpalm naar
beneden draaien
Supinatie: optillen van de buitenrand van de voet; in de elleboog de handpalm naar
boven draaien
Lateroflexie: zijwaarts buigen in de wervelkolom
Abductie
afvoeren, van het lichaam af bewegen
Adductie
aanvoeren, naar het lichaam toe bewegen
Pronatie
optillen van de binnenrand van de voet; in de elleboog de handpalm naar
beneden draaien
Supinatie
optillen van de buitenrand van de voet; in de elleboog de handpalm naar
boven draaien
Lateroflexie
zijwaarts buigen in de wervelkolom
Bewegingen om de longitudinale as
Exorotatie: naar buiten draaien
Endorotatie: naar binnen draaien
Laterorotatie: draaien naar lateraal
Exorotatie
naar buiten draaien
Endorotatie
naar binnen draaien
Laterorotatie
draaien naar lateraal