Anatomie Flashcards
voorbeelden van levensverrichtingen van een eencellig organisme zijn: ( 3 )
- uitscheiding
- voedselopname
- beweging en voortplanting
Belangrijkste onderdelen van een cel ( 3 )
- celmembraan
- celkern
- cytoplasma
bouwstenen in eencellig organisme ( functie )
kunnen noodzakelijke levensverrichtingen helpen uitvoeren
meercellige organismen
- bestaat de mens uit
- bestaan uit basiseigenschappen van de cellen tot een verdere ontwikkeling.
- dat proces noem je specialisatie
Celmembraan
- Semi permeabel ( half doorlatend )
- celmilieu wordt gescheiden van het milieu interne ( het vochtige milieu, waarin de cellen liggen ) van het lichaam.
- sommige stoffen worden wel/niet door het membraan doorgelaten.
- heeft bepaalde stijfheid, die mede vorm geeft aan cel
Celkern
- bestaat uit een enorm netwerk van draden
- daar komen de chromatine korrels in voor
- chromos = kleur
- uit deze korrels ontstaan, in een zich delende deel chromosomen.
- chromosomen bevatten genen
- genen zijn dragers van erfelijke eigenschappen van de soort en het individu.
Celkern in pijlen
Celkern -> netwerk van draden -> chromatine korrels -> chromosomen -> genen.
genen
dragers van erfelijke eigenschappen van de soort en het individu.
chromatine korrels
daaruit ontstaat een chromosoom
wat bevatten chromosomen
Genen
Cytoplasma
- inhoud van de cel ( behalve de kern )
- taaie, stroperige vloeistof -> bestaat 80/90% uit water.
- stoffen: eiwitten, vetten, koolhydraten en zouten zijn hierin opgelost.
- protoplasma: de inhoud van de cel en kern verstaan
- organellen: deeltjes die een bepaalde functie hebben. zoals: mitochondriën, centriolen, golgi-apparaat -> zijn ook in het cytoplasma van de cel aanwezig.
- Mitochondriën: korrels met een gladde buitenmembraan en een geplooide binnenmembraan.
zorgen voor de energievoorziening van de cel.
Centriolen: spelen een rol bij celdeling - Golgi- apparaat: dient voor vervoer en, via de membraanwand, voor uitscheiding van afvalproducten.
- endoplasmatisch reticulum: een organel in de vorm van een netwerk van uiterst kleine buisjes daarin wordt calcium opgeslagen.
- Calcium: is nodig voor de start van de spiercontractie
- Vacuolen: Zijn ruimten ( holten ) in het cytoplasma van de cel, waarin bijvoorbeeld glycogeen ( een opslagvorm van suikers ) kan worden opgeslagen.
Waar ligt Cytoplasma
In de inhoud van een Cel behalve de kern
Waar bestaat cytoplasma uit
taaie, stroperige vloeistof -> bestaat 80/90% uit water.
Welke stoffen zit in cytoplasma opgelost
stoffen: eiwitten, vetten, koolhydraten en zouten zijn hierin opgelost.
protoplasma
de inhoud van de cel en kern verstaan
organellen
- deeltjes die een bepaalde functie hebben
zoals: mitochondriën, centriolen, golgi-apparaat -> zijn ook in het cytoplasma van de cel aanwezig.
Mitochondriën
- korrels met een gladde buitenmembraan en een geplooide binnenmembraan.
- zorgen voor de energievoorziening van de cel.
Centriolen
spelen een rol bij celdeling
Golgi- apparaat
dient voor vervoer en, via de membraanwand, voor uitscheiding van afvalproducten.
endoplasmatisch reticulum
- een organel in de vorm van een netwerk van uiterst kleine buisjes daarin wordt calcium opgeslagen.
Calcium
is nodig voor de start van de spiercontractie
Vacuolen
Zijn ruimten ( holten ) in het cytoplasma van de cel, waarin bijvoorbeeld glycogeen ( een opslagvorm van suikers ) kan worden opgeslagen.
levensverrichtingen van de cel
- voedselopname
- verbranding/ademhaling
- uitscheiding
- beweging
- groei
- voorplanting
- prikkelbaarheid
- prikkelgeleiding
we kunnen levensverrichtingen op celniveau onderverdelen in vegatieve en animale processen.
voedselopname ( levensverrichtingen van de cel )
het opnemen van voedingsstoffen van buiten de cel
verbranding/ademhaling ( levensverrichtingen van de cel )
het vrijmaken van energie uit de opgenomen voedingsstoffen o.a. door zuurstof.
uitscheiding ( levensverrichtingen van de cel )
het verwijderen uit de cel van de bij de verbranding ontstane afvalstoffen
beweging ( levensverrichtingen van de cel )
het gebruiken van de vrijgemaakte energie voor beweging van het menselijk lichaam
groei ( levensverrichtingen van de cel )
gebruiken van de vrijgemaakte energie voor toename van het volume van de cel
voortplanting ( levensverrichtingen van de cel )
het toenemen van het aantal cellen door deling, waarbij onder andere de centriolen een rol vervullen
prikkelbaarheid ( levensverrichtingen van de cel )
het vermogen van een cel om te kunnen reageren op prikkels uit de omgeving van de cel.
prikkelgeleiding ( levensverrichtingen van de cel )
het vermogen van de cel om prikkels door te kunnen geven aan andere cellen ( impuls geleidend vermogen )
vegatieve processen
- functies die onmisbaar zijn voor het in standhouden van het individu en soort. zoals:
- stofwisseling
- voorplanting
- groei
- constant houden van het interne milieu
- die functies noemen we ook el onwillekeurige
( autonome ) functies.
hoe worden de functies ook wel bij vegatieve processen genoemd
- onwillekeurige ( autonome ) functies.
animale processen
- functies die ervoor zorgen dat er contact onderhouden wordt tussen het individu en zijn omgeving, zoals:
- prikkelbaarheid ( receptie )
- prikkelgeleiding ( conductie )
- samentrekking ( contractie )
- die functies noemen we ook wel willekeurige functies.
hoe worden de functies ook wel bij animale processen genoemd
willekeurige functies
ander woord voor prikkelbaarheid
receptie
ander woord voor prikkelgeleiding
conductie
ander woord voor samentrekking
contractie
een weefsel
- een complex van gelijksoortige cellen naar vorm, bouw en functie
onderscheiding van weefseltypen ( 4 )
- epitheelweefsel
- steun- of bindweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
Epitheelweefsel
- dient als bedekking van het gehele lichaam
zowel van buiten: de huid
en van binnen: de slijmvliezen - epitheel bestaat uit cellen van regelmatige vorm, liggend op een basale membraan.
- die cellen liggen, zonder tussenstof, direct dicht tegen elkaar aan.
- epitheel bevat geen bloedvaten
- fijne zenuwuitlopers kunnen wel doordringen tot in het epitheel.
- belangrijke kenmerken epitheel: de grote onderlinge samenhang, het ontbreken van tussenstof en het vermogen om gaten in het oppervlak snel op te vullen.
waar bestaat epitheel uit
- epitheel bestaat uit cellen van regelmatige vorm, liggend op een basale membraan.
- die cellen liggen, zonder tussenstof, direct dicht tegen elkaar aan.
- epitheel bevat geen bloedvaten
belangrijke kenmerken epitheel
- de grote onderlinge samenhang, het ontbreken van tussenstof en het vermogen om gaten in het oppervlak snel op te vullen
welke typen kunnen we onder het epitheelweefsel onderscheiden? ( 3 )
- oppervlakte- epitheel
- klierepitheel
- zintuigepitheel
oppervlakte epitheel
- word ook wel bedekkend epitheel genoemd
- wordt ingedeeld naar het aantal callagen waaruit het epitheel is opgebouwd en naar de vorm van de cellen in de oppervlakte laag
onderscheid oppervlakte epitheel
- eenlagig plaveiselepitheel
- eenlagig kubisch epitheel
- eenlagig cylindrisch epitheel
- meerlagig plaveiselepitheel
- meerrijig epitheel
- overgangsepitheel
eenlagig plaveiselepitheel ( waar ? )
bv. de bloedvatwand
eenlagig kubisch epitheel ( waar ? )
bv. klierweefsel in de darm
eenlagig cylindrisch epitheel ( waar ? )
bv. in die nieren
meerlagig plaveiselepitheel ( waar ? )
bv. in de onverhoornde vorm als bekleding van de inwendige organen ( bv. slokdarm, en in de verhoorde vorm bv. de huid, meer specifiek de nagel
meerrijig epitheel ( waar ? )
bv. met trilharen in de luchtwegen
overgangsepitheel ( waar ? )
een zeer rekbaar epitheel, komt voor in de urinewegen
klierepitheel
- is opgebouwd uit kliercellen, die zijn gespecialiseerd in de productie van een bepaald type afscheiding.
- typerend voor kliercellen is dat hun product nooit is bestemd voor de cel zelf, maar voor een ander gedeelte van het lichaam of voor het lichaamsoppervlak
hoe kunnen we klieren onderscheiden ( 2 )
- endocriene
- exocriene
endocriene
- bij die klieren wordt het product ( hormoon ) afgescheiden in het bloed
exocriene
- die klieren noemen we de speekselklieren de talgklieren
talgklieren
afgeven van vetachtige producten aan de oppervlakte van de huid
speekselklieren
afgeven van speeksel aan de mondholte
zintuigepitheel
dit type epitheel is gevoelig voor prikkels uit de omgeving, onder ander licht en geluidsprikkels
wat word samen steunweefsel genoemd?
- bindweefsel
- bot
- kraakbeen
bindweefsel
- is weefsel met veel materiaal tussen de cellen
- bestaat uit vezels, die de trekkrachten opvangen en tussenstof ( weefselvloeistof ) met toegevoegde bestanddelen, die de visco- elasticiteit bepalen ( eiwit- koolhydraat verbindingen
vetweefsel
hier zijn grote hoeveelheden vet in de cellen opgeslagen waardoor de cellen sterk gezwollen zijn.
vetcellen
zijn afzonderlijk in groepen door bindweefsel omgeven en ze hebben weinig intercellulair materiaal.
bloed en lymfe ( type bindweefsel )
zijn een type bindweefsel met een vloeibare matrix
vezels die in het bindweefsel voor kunnen komen zijn:
- elastische vezels: een elastisch netwerk
- reticulaire vezels: zeer trekvaste vezels, soort traliewerk
- collagene vezels: bijna niet rekbare vezels in bundels gerangschikt en steungevend.
elastisch bindweefsel
dit bindweefsel is voornamelijk opgebouwd uit elastische vezels: ze zijn dun en rekbaar en vormen vezelnetwerken. ( bv. de banden tussen de wervelbogen )
reticulair bindweefsel
dichte netwerken van bindweefsel: de vezels zijn dunner dan de elastische vezels en bovendien niet elastisch
collageen bindweefsel
een zeer trekvast type bindweefsel, dik en niet elastisch. ze liggen in vezelbundels ( bv. pezen, peesplaten. gewrichtskapsel, fascies en ligamenten.
kraakbeen
- bevat geen bloedvaten en zenuwen
- word vanuit het omringde weefsel ( vaak bindweefsel ) voorzien van zuurstof en voedingsstoffen.
- zodra kraakbeen veroudert treedt er afzetting op van kalkzouten -> vermindert elasticiteit van het kraakbeen en kan er stijlage optreden.
hyalien kraakbeen
- dit type kraakbeen bestaat uit collagene vezels en heeft een doorschijnende tussenstof, waarin op regelmatige afstand kraakbeencellen liggen.
- niet elastisch en bijzonder trekvast ( bv. wand van een luchtpijp, gewrichtskraakbeen ( bekleding van kop en kom )
elastisch kraakbeen
- bestaat uit een groot percentage elastische vezels
- dun en rekbaar
- bv. te vinden in neusvleugel en oorschelp
vezelig kraakbeen
- opgebouwd uit veel collagene vezels, die in bundels liggen.
- dit type kraakbeen is niet elastisch en zeer sterk en zeer trekvast ( bv. disci en menisci )
drie typen cellen in botweefsel
- osteocyt ( beencel )
- osteoblast ( beenvormer )
- osteoklast ( beenvreter )
waardoor word osteocyten zo genoemd zoals het is?
doordat de osteoblast beentussenstof produceert komen deze cellen op een gegeven moment geheel in het been te liggen. zo worden osteocyten genoemd.
wat produceert de osteoblast
beentussen stof
osteocyten
waardoor staan ze met elkaar in verbinding?
- staan door middel van een uitgebreid vertakkingssysteem met elkaar in verbinding.
waar zorgt het vertakkingssysteem voor?
- dit systeem zorgt voor aan en afvoer van afvalstoffen en voedingsstoffen.
hoe word vertakkingssysteem ook wel genoemd?
systeem van havers
veranderd de scheikundige samenstelling van het been tijdens het leven van een mens?
ja
ander woord voor organische stof
lijmachtige stoffen
waaruit bestaat organische stoffen ( lijmachtige stoffen )
bestaan uit:
- 5% uit een verbinding van eiwitten met polysacchariden
- 95% uit collagene vezels
- welke stoffen vinden we meer bij een bepaalde leeftijd?
- wat is het verschil tussen jeugdige en ouderen
jeugdigen: meer organische stof
- dit bot is buigzamer dan een ouder bot.
- voortdurende belasting in een bepaalde richting afwijkingen in de houding kunnen optreden. bv verkromming van wervelkolom.
in beenweefsel van ouderen meer: anorganische verbindingen
- ouder bot zal door brosse karakter eerder breken.
ander woord voor anorganisch
kalkzouten
waar zorgen beenderen voor
- stevigheid
- bevinden zich in het spongieuze deel van het been een rode massa ( beenmerg ), de aanmaakplaats van rode bloedlichaampjes. in pijpbeenderen is dit beenmerg niet rood, maar geel van kleur door de aanwezigheid van vetcellen.
beenmerg
aanmaakplaats van rode bloedlichaampjes
welke kleur is beenmerg in pijpbeenderen en waardoor komt dat?
- geel van kleur
- door aanwezigheid van vetcellen
callusweefsel
vermogen tot regeneratie: na verwonding aan been -> beenvormende cellen van beenvlies en beenmerg onmiddellijk weer been te vormen -> ontstaat beenmassa die de uiteinden van de breuk omhult en verbindt.
hoe onderscheiden we verbening
- desmale
- chondrale
hoe bevind desmale verbening zich plaats?
- door de directe vorming van beenweefsel uit bindweefsel
wanneer is er sprake van chondrale verbening?
als de botvorming plaats vindt via een tussenfase van kraakbeenproductie.
hoe werkt desmale verbening?
- nieuwe lagen botweefsel worden afgezet, op lange duur worden dan 2 compacte lagen botweefsel ontstaan met daartussen een spongieuze laag met veel bloedvaten ( bv platte beenderen )
diktegroei
- diktegroei van een pijpbeen gaat uit van het periost
- aan buitenzijde van bot vormen zich nieuwe cellen, waardoor het bot in dikte groeit.
- bloedvaten dringen de schacht binnen waarbij de ostoeoklasten aan de binnenzijde van het bot botcellen afbreken, waardoor zich een mergholte vormt.
periost
bindweefselvlies dat het bot omgeeft
hoe vormt een mergholte? proces
bloedvaten dringen de schacht binnen waarbij de ostoeoklasten aan de binnenzijde van het bot botcellen afbreken. dat proces vormt een mergholte
lengtegroei
vind plaats door een proces van verbening in de epifysairschijf
ander woord voor epifysairschijf
groeischijf
waar bevind de epifysairschijf
ligt op de overgang van de epifyse en de diafyse en bestaat uit kraakbeen.
ligt alleen bij niet volgroeide botten, bij volgroeide botten verdwijnt de epifysairschijf en verandert in de epifysaire beenplaat.
ander woord voor epifyse
botuiteinde
ander woord voor diafyse
schacht
waar word spierweefsel voor gekenmerkt?
het sterk ontwikkeld vermogen tot concentratie
contractiele element
contractiele element van de spiercel word gevormd door myofibrillen in het protoplasma van de spiercel
hoe word spiercel meestal genoemd
spiervezel
in welke 3 delen onderscheiden we spierweefsel
- glad spierweefsel
- dwarsgestreept spierweefsel
- hartspierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel
- bestaat uit langgerekte, dunne spiervezels
- kan tot 15 cm lang worden
- weefsel is dwarsgestreept, omdat de myofibrillen een regelmatige afwisseling van donkeren en lichte strepen te zien geven bij een sterkte vergroting onder de elektronenmicroscoop.
- weefsel wordt bestuurd door willekeurige zenuwstelsel
- dient vooral voor houding, stabiliteit en beweging
- word ook wel skeletspierweefsel genoemd
- sportmasseur krijgt veel te maken met dit type weefsel
glad spierweefsel word ook wel ….. genoemd
skelet spierweefsel
hartspierweefsel
- qua functie dichts in de buurt van glad spierweefsel
- qua bouw meer dwarsgestreepte spierweefsel
- cellen hangen in netvormige verbanden samen
- hart word bestuurd door het autonome zenuwstelsel