Alles Flashcards
psychische functies van hersenen: TRIAS PSYCHICA
- cognitief = Gedachten
- affectief = Gevoelens
- conatief = Gedrag
cognitieve functies
informatie …
- waarnemen
- opnemen
- vasthouden
- begrijpen
- ordenen
affectieve functies
- stemming
- emoties
- vegetatieve verschijnselen
conatieve functies
- motoriek
- motivatie
- impulsen
- gedrag
neurologie
- verklaren
- erklären
- materiele mechanismen
- groepsniveau
psychologie
- begrijpen
- verstehen
- psychologische mechanismen
- individueel niveau
omgevingsrisicofactoren schizofrnie
- cannabisgebruik
- wintergeboorte
- stedelijke omgeving
- stress
- obstetrische complicaties
- sociale uitsluiting
DSM_IV vierdeling
- cognitieve en andere stoornissen met lichamelijke oorzaak
- psychotische stoornissen
- stemmingsstoornissen
- ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen
cognitieve en andere stoornissen met een lichamelijke oorzaak
- Alle psychiatrische ziekten kunnen door een lichamelijke ziekte of een psychoactief middel (alcohol, drugs, geneesmiddel) worden veroorzaakt.
- Klassieke naam: organisch-psychiatrische ziekten
- Bekendste voorbeelden: delirium, dementie (cognitieve stoornissen)
- (ook de niet-organische psychiatrische stoornissen gaan gepaard met ziekteprocessen in de hersenen)
psychotische stoornissen
- Onvermogen werkelijkheid van fantasie te onderscheiden
- Geen ziektebesef
- Hallucinaties, wanen
- Onsamenhangende spraak
- Chaotisch gedrag
- Apathie
- Bijvoorbeeld schizofrenie
stemmingsstoornissen
- Symptomen hebben een normale kwaliteit (somberheid, angst, dwang, drang, lichamelijke klachten), maar een abnormale kwantiteit (ernst, duur, relatie met omstandigheden)
- Voorbeelden: depressieve stoornis, angststoornis, posttraumatische stressstoornis
Ontwikkelings- en persoonlijkheidsstoornissen
- Van jongs af aan en levenslang aanwezig
- Duurzaam patroon van abnormale gedachte, gevoelens en gedragingen
- Problemen in relaties, opleiding, werk en sociale contacten
- Bijvoorbeeld: autisme, antisociale persoonlijkheidsstoornis, psychopathie
stoornissen die al op jonge leeftijd ontstaan
jongens > meisjes
stoornissen die in de adolescentie beginnen
meisjes > jongens
driehoek denken KJP
psychopathologie
omgeving
ontwikkeling
specifiek voor diagnostiek bij kinderen en jongeren
- ontwikkelingsaspect
- kwantitatieve variatie
- gedrag verschilt per context en moment
fenotype =
A+C+E
A
additieve genetische effecten (heritability)
C
gedeelde (common) omgeving
E
unieke omgeving (unique Environment)
Rmz
concordantie tussen monozyogote
Rmz=
A+C
Rdz
concordantie tussen heterozygote
Rdz=
1/2A + C
E=
1-rmz
A=
2(rmz-rdz)
C=
rmz-A
heritability als elk individu in de populatie dezelfde omgeving heeft en toch van elkaar verschilt.
100%
heritability als de omgeving per individu verschilt en de individuen van elkaar verschillen.
<100%
polymorfisme DRD4
ADHD/gedragsstoornissen
MAO-A
codeert voor een een enzym dat in de hersenen verantwoordelijk is voor de afbraak van o.a. serotonine en dopamine
MAO-A tekort
agressief en impulsief gedrag
effect size =
mean group 1 - mean group 2
/
mean standard deviation
effect size
geeft een idee van hoe groot het verschil is tussen de groepen vs. verschil binnen de groepen
effect size 0.8
groot effect
effect size o.5
modderate effect
effect size 0.2
klein effect
3 pilaren symptomatiek ADHD
1: aandachtstekort
2: hyperactiviteit
3: impulsiviteit
comorbiditeiten ADHD
- leerstoornissen
- angst-/stemmingsstoornissen
- OGS
- NGS
negatieve effecten ADHD
slechtere uitkomsten op gebied van:
- opleiding
- banen
- politie-aanraking
- middelenmisbruik
- SEH-opnamen
- overlijdensrisico
oorzaken verhoogd overlijdensrisico ADHD
- impulsiviteit
- middelengebruik
- ongevallen
- suïcide
- kans om vermoord te worden
syndromatische persistentie ADHD
neemt af met leeftijd
symptomatische persistentie ADHD
blijft bestaan
welke 2 neurotransmittoire systemen zijn bij ADHD-klachten betrokken?
- dopaminerge systeen
- noradrenerg systeem
ADHD farma behandelladder
- methylfenidaat
- dexamfetamine
- atomoxetine
- clonidine
- (imipramine)
hoe werkt methylfenidaat?
Neuronen geven dopamine af. Dopamine bindt de receptor en wordt naderhand d.m.v. een dopamine transporter opgeruimd. Methylfenidaat remt deze transporter. Het remt de heropname van dopamine.
methylfenidaat bijwerkingen
- minder eetlust
- verlate groeispurt ?
- onduidelijkheid over CV risico op lange termijn
- slaapproblemen
- werkt soms (icm autisme meestal) averechts
methylfenidaat verslavend?
Het is in principe niet verslavend zolang de voorgeschreven dosis wordt gebruikt en het niet wordt gesnoven. Vooral het langwerkende middel is lastig te misbruiken.
neurotoxiciteit methylfenidaat?
Zolang je therapeutische dosis gebruikt, is er GEEN lange termijn neurotoxiciteit. Wel mogelijke dopamine transporter verhoging. (transient)
eerstelijnsantidepressiva
SSRI
hoe werken SSRI’s?
remt serotonine heropname en downreguleert receptoren (postsynaptisch en auto)
hoe lang duurt het voordat er effect is van SSRIs?
3-4 weken (tijdens deze tijd suicidaal en somber door overprikkeling)
bij wie werkt SSRIs het best?
volwassenen>kinderen
welke SSRI is aangetoond effectief?
fluoxetine
hoe werken SSRIs het best?
i.c.m. cognitieve gedragstherapie
wat voor type medicatie geef je aan kinderen met autisme die prikkelbaar of agressief zijn?
antipsychotica (vnmlk risperidone)
hoe werken antipsychotica
- blokkeren receptoren
- blokkeren banen aspecifiek
antipsychotica bijwerkingen
(door aspecificiteit)
- extra-pyramidale symptomen (bewegingsstoornissen)
- gewichtstoename (diabetes, HVZ, dyslipidemie)
- verstoorde insuline regulatie
gewichtstoename antipsychotica
- M3 receptoren (insulineregulatie)
- insulineresistentie
- 5HT2
- H1
- meer hongergevoel
fragiele X
meest voorkomende erfelijke oorzaak van verstandelijke beperking
somatische symptomen fragiele X
- Lang gezicht
- Breed voorhoofd
- Grote oren
- Epilepsie
- Milde hartklepproblemen
- Hypermobiliteit
- Pectus excavatum
- Platte voeten
pathologie fragiele X
gek uitstulpinkje van het x-chromosoom; mutatie FMR1
overerving fragiele X
x-chromosomaal
wat gaat er precies mis bij fragiele X
CGG repeat op het x-chromosoom:
- 5-50 keer = normaal
- >50 keer = premutatie
- > 200 keer = volle mutatie
gemethyleerd
fragiele X gevolgen jongen en meisje
- jongen: ernstige cognitieve beperking, autisme, angststoornis
- meisje: borderline cognitieve beperking tot normaal IQ, soms autisme, angststoornis
premutatie fragiele X doorgeving
Als je als vrouw de premutatie doorgeeft, wordt het langer dus nakomelingen hebben een verhoogde kans op de volle mutatie. Mannen geven geen verlenging voor doorgave van de premutatie.
patho bij premutatie fragiele X
Bij een premutatie worden wel eiwitten gemaakt, maar deze zijn niet volledig werkzaam. Hierdoor is er een overproductie van mRNA als poging tot compensatie.
comorbiditeit premtuatie fragiele X
- dementie of parkinson, dmv FXTAS
- vrouwen: FXPOI
FXPOI
fragile X-associated primary
ovarian insufficiency
- overte versie: geeft
een verhoogd risico op onvruchtbaarheid en
irregulaire of absente ongesteldheid <40 jaar.
- occulte versie geeft normale menstruatie, maar wel verminderde fertiliteit.
DM5 classificatie autisme (A)
persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties, zoals blijkt uit de volgende actuele of biografische kenmerken:
1. Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid.
2. Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor sociale interactie.
3. Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden, en begrijpen van relaties.
DM5 classificatie autisme (B)
Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende actuele of biografische kenmerken:
- Stereotiep(e) of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak.
- Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag.
- Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn.
- Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor de zintuiglijke aspecten van de omgeving.
herhalingsrisico ASS met 1 brusje aanegdaan
20%
herhalingsrisico ASS met 2 brusjes aanegdaan
50%
BAP=
broader autism phenotype