Algemene rund begrippen Flashcards

1
Q

kg melk

A

de hoeveelheid melk die per koe in de eerste 305 dagen van een lactatie geproduceerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vetgehalte

A

4,3% ( gram per 100 gr melk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

eiwitgehalte

A

3,4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kg melkeiwit per koe in een lactatie

A

kg melk x %melkeiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kg melkver

A

per koe in een lactatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kg melkeiwit + melkvet

A

per koe in een lactatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voederconversie

A

hoeveelheid voeder nodig om 1kg gewichtsaanzet te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nuchter slachtrendement / uitslachtingspercentage

A

koud karkasgewicht gedeeld door 95% van het leven gewicht juist voor de slachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

karkasrendement

A

gewicht van al het spiervlees in het karkas, gedeeld door het koud karkasgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

karkaskwaliteit

A

volvlezigheid en magerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

staartgreep

A

vroegtijdige vetgreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vanggreep

A

liesplooigreep = vlees-vetgreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lendengreep

A

practisch een zuivere vleesgreep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

buikgreep

A

navel controlen kalveren en vroegtijdige vet greep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beoordeling van karkassen van geslachte dieren volgens

A

seurop classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

friese knoop

A

spinaaluitsteeksels van enkele ruggenwervels zijn langer dan de omgevende zodat een lokaal bultje verschijnt

17
Q

bovenste melkkuiltjes of melknapjes

A

spinaaluitsteeksels van de ruggenwervels staan iets wijder uit elkaar en door de spaarzame lokale bespiering buigt de rughuid tussen de uitsteeksels iets naar beneden

18
Q

borstomtrek

A

onmiddelijk achter de elleboog

19
Q

tonvormige buik

A

navelstreek slechts weinig diper dan de borststreek en zijn de flanken goed gevult

20
Q

hooibuik

A

navelstreek en de schaamstreek zijn sterk ontwikkeld en de buik is breder dan de borstkas

21
Q

linkerflankslag

A

penscontracties

twee maal per minuut

22
Q

pistoolsnede

A

rug lenden en kruis

23
Q

uierindex

A

hoeveel de voorkwartieren procentueel produceren

24
Q

doosuier

A

zeer lang en breed
heeft een grote ophangoppervlakte en eerder hoekige vorm
puilt achter uit

25
Q

kogeluier

A

minder lang en kleinere ophangopp
bolle vorm
vooral dubbeldoel

26
Q

dam

A

streek tussen de uier, vulva en de binnenvlakte van de billen

27
Q

onderste deel dam

A

melkspiegel

28
Q

platte tepel

A

opening en normale kringspier liggen 1 vlak

29
Q

bordvormig

A

opening, kringspier en omgevend tepelweefsel vormen een nogal groot opp

30
Q

ront to spits

A

de kringspier ligt deels boven de opening

31
Q

trechtervormig

A

het slotgat ligt te hoog waardoor een melkdruppen blijft hang
> vliegen en bacterien