Algemene embryologie Flashcards

Oostra

1
Q

Wat gebeurt er met een bevruchte eicel qua deling en verplaatsing in de 1e week van de ontwikkeling?

A

Zygote –> klievingsdeling –> blastomeren (2-4-8 cellen)–> 16/32 cellen = morula –> holte in morula = blastocyste –> hatching uit zona pellucida

Er is sprake van verplaatsing naar de cavum uteri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ectopische nidatie?

A

Innestelling van de eicel buiten de baarmoederwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf de lagen van de blastocyste:

A
  • Buiten rand = zona pellucida
  • 1e cellaag er binnen = trofoblast
  • 2e cellaag = embryoblast
  • Deels tussen embryoblast en trofoblast is de blastulaholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk proces start na de 1e week van de ontwikkeling en hoe differentieert de cellen van de blastocyste zich verder?

A
  • Nidatie in het endometrium:
  • Trofoblast differentieert in het syncytiotrofoblast & het cytotrofoblast
  • Embryoblast differentieert in het hypoblast en epiblast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke holtes worden gevormd binnen de hypoblast en epiblast?

A

Holte van hypoblast –> blastulaholte (uiteindelijk dooierzak)
Holte van epiblast –> amnionholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke cellen zijn verantwoordelijk voor de nidatie?

A

Syncytiotrofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zal zich vormen in het syncytiotrofoblast?

A

Lacunae die zal volstromen met maternaal bloed voor voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke kiemschijven ontstaan er tijdens de nidatie?

A

Het ectoderm en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar uit onstaan de 3 kiembladen?

A

Epiblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er tijdens gastrulatie en tot waar in de ontwikkeling duurt dit?

A

Mesoderm wordt gevormd doordat de hypoblastlaag door een nieuwe laag cellen vervangen wordt
- Duurt tot einde van week 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke functionele cellen voor de toekomstige organen ontstaan uit het ectoderm?

A

Zenuwstelsel en epidermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke functionele cellen voor de toekomstige organen ontstaan uit het mesoderm?

A

Skelet, bindweefsel, hart en vaatstelsel, urogenitaal systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke functionele cellen voor de toekomstige organen ontstaan uit het endoderm?

A

Epitheel van spijsverteringsklieren, maagdarmkanaal en luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de embryonale schijf?

A

Het punt waar de epiblast en hypoblast elkaar ontmoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat de primitiefstreek?

A

Doordat ectodermale epiblastcellen zich caudaal gaan migreren van de kiemschijf en zich gaan ophopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat primitieve groeve?

A

Doordat de epiblastcellen in de primitiefstreek hun epitheliale verband verbreken en de epiblast verlaten door zich te verplaatsen richting (maar boven) het hypoblast

17
Q

Hoe ontstaat de primitieve knoop?

A

Craniaal van de primitieve groeve gaan beide wallen in elkaar over en vormen de knoop van Hensen

18
Q

Wat gebeurt er met het hypoblast wanneer de nieuwe epiblastlaag er boven komt te liggen?

A

Het wordt het endoderm

19
Q

Wat is EMT?

A

Epitheliomesenchymale transitie waarbij epithelial cellen zich omzetten tot losmazig pluripotent embryonaal bindnweefsel (mesenchym)

20
Q

Waar kan mesenchym van afkomstig zijn?

A

Van alle 3 de kiembladen

21
Q

Welke lichaams-as wordt bepaald bij de nidatie?

A

Dorso-ventrale as

22
Q

Welke lichaams-as wordt bepaald door locatie van de primitieve streep?

A

Cranio-caudale as

23
Q

Wat is isomerie?

A

Het uitblijven van lateraliteit waardoor structuren kenmerkend voor de enekant van het lichaam in spiegelbeeld aan de andere kant voorkomen

24
Q

Wat doet plooivorming met het embryo?

A

Het maakt heet embryo cylindervormig en bepaalt de locatie van de kiembladen

25
Q

Wat zijn de gastrulatieproducten van het epiblast?

A
  • Extra-embryonaal mesoderm
  • Endoderm
  • Intra-embryonaal mesoderm
  • Na de gastrulatie wat overblijft is ectoderm
26
Q

Waar draagt het EEM aan bij?

A
  • Foetale vliezen en extra-embryonale holten
  • Placenta en placentale vaten
27
Q

Waar blijft hypoblast nog wel aanwezig naar het ‘endoderm’ label?

A

Buiten de navelring als bekleding van de dooierzak

28
Q

Wat ontstaat er in het mesoderm?

A
  • Het oropharyngeale membraan (mond/keelholte overgang)
  • Cloacale membraan (MDL/UG)
29
Q

Welke kiemlagen staan in direct contact met elkaar bij de oropharyngeale en cloacale membraan?

A

Ectoderm met endoderm

30
Q

Wat is de cardiogene plaat?

A

Deel van het IEM dat migreert naar cranilaa en van L en R het oropharyngeale membraan omringt
–> Markeert plek waar hart zich ontwikkelt

31
Q

Hoe ontwikkelt het mesoderm zich verder van centraal naar lateraal?

A

Axiaal mesoderm (chorda)
Paraxiaal mesoderm
Intermediair mesoderm
Laterale/zijplaat mesoderm

32
Q

Welk deel van de longen komen van mesoderm en welke van endoderm?

A

Mesoderm: vaten, gladde spieren, visceraal blad, parietaal blad
Endoderm: alveoli, epitheel darm

33
Q

Van alle cellen: Wat wordt allemaal placenta en vliezen en wat wordt embryo?

A
  • Placenta/vliezen: Trofoblast, hypoblast, EEM
  • Embryo: Embryoblast, epiblast, gastrulatie –> IEM, ectoderm, endoderm