Algemene begrippen Flashcards
type I fout
nulhypothese verwerpen hoewel deze juist is
type II fout
nulhypothese niet verwerpen hoewel deze onjuist is
power
de kans dat de toets de nulhypothese zal verwerpen. Hoe groter hoe beter. vergroten door: steekproef vergroten, errorterm van anova of regressiemodel te verkleinen
variantie
gemiddelde variatie. delen sum of squares door het aantal vrijheidsgraden, resultaat is mean square
variatie
drukken variatie uit als het verschil tussen individuele scores en het gemiddelde. zie sum of squares
mean square
gemiddelde kwadraat. wiskundige term voor variantie
sum of squares
som van de kwadraten. we kwadrateren het verschil tussen individuele scores en gemiddelde en tellen vervolgens alle gekwadrateerde verschillen voor iedere persoon populatie op.
Welke 4 meetniveaus zijn er?
Nominaal, ordinaal, interval, ratio
Welke twee categorische meetniveaus zijn er?
nominaal, (bij enkel 2 categorieen dichotoom) en ordinaal
welke twee kwantitatieve meetniveaus zijn er?
interval en rationiveau
I Nominaal meetniveau
categorische variabele, benoeming, gelijkwaardige categorieën. Welke smaak heeft het ijsje? perzik, chocolade, vanille
dichotoom meetniveau
valt onder nominaal, categorisch, is een variabele met twee categorieën (tweewaardig),: geslacht (m/v), Nationaliteit (NL/DU), Politiek (links, midden, rechts)
II ordinaal meetniveau
categorisch meetniveau. staat voor ordening, in deze categorieën zit rangorde. Opleiding: hoog, middel, laag
III Interval meetniveau
kwantitatief meetniveau. afstand, interval is ander woord afstand, getallen hebben kwantitatieve betekenis. Bv schoolcijfer 1-10 of IQ 50-150
IV Ratio meetniveau
kwantitatief meetniveau. verhouding. intervalvariabele met absoluut nulpunt, bv leeftijd, aantal klanten per dag.