Algemene begrippen Flashcards

1
Q

type I fout

A

nulhypothese verwerpen hoewel deze juist is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

type II fout

A

nulhypothese niet verwerpen hoewel deze onjuist is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

power

A

de kans dat de toets de nulhypothese zal verwerpen. Hoe groter hoe beter. vergroten door: steekproef vergroten, errorterm van anova of regressiemodel te verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

variantie

A

gemiddelde variatie. delen sum of squares door het aantal vrijheidsgraden, resultaat is mean square

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

variatie

A

drukken variatie uit als het verschil tussen individuele scores en het gemiddelde. zie sum of squares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

mean square

A

gemiddelde kwadraat. wiskundige term voor variantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sum of squares

A

som van de kwadraten. we kwadrateren het verschil tussen individuele scores en gemiddelde en tellen vervolgens alle gekwadrateerde verschillen voor iedere persoon populatie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 meetniveaus zijn er?

A

Nominaal, ordinaal, interval, ratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee categorische meetniveaus zijn er?

A

nominaal, (bij enkel 2 categorieen dichotoom) en ordinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke twee kwantitatieve meetniveaus zijn er?

A

interval en rationiveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I Nominaal meetniveau

A

categorische variabele, benoeming, gelijkwaardige categorieën. Welke smaak heeft het ijsje? perzik, chocolade, vanille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dichotoom meetniveau

A

valt onder nominaal, categorisch, is een variabele met twee categorieën (tweewaardig),: geslacht (m/v), Nationaliteit (NL/DU), Politiek (links, midden, rechts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

II ordinaal meetniveau

A

categorisch meetniveau. staat voor ordening, in deze categorieën zit rangorde. Opleiding: hoog, middel, laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

III Interval meetniveau

A

kwantitatief meetniveau. afstand, interval is ander woord afstand, getallen hebben kwantitatieve betekenis. Bv schoolcijfer 1-10 of IQ 50-150

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

IV Ratio meetniveau

A

kwantitatief meetniveau. verhouding. intervalvariabele met absoluut nulpunt, bv leeftijd, aantal klanten per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verklaarde variantie

A

het deel dat we kunnen verklaren

17
Q

onverklaarde variantie

A

het deel dat we niet kunnen verklaren

18
Q

afhankelijke variabele

A

variabele waarover men een voorspelling doet. variabele hangt af van het onderzoeksobject. verticaal y-as

19
Q

onafhankelijke variabele

A

ofwel predictor is een variabele die men gebruikt om de voorspelling op te baseren. deze variabele neemt men van aan dat het invloed heeft op het onderzoeksobject. horizontaal x-as

20
Q

kwantitatief meetniveau

A

wanneer het in een getal is uit te drukken

21
Q

categorisch meetniveau

A

categorieën zonder dat de volgorde van belang is.

22
Q

Y-as

A

afhankelijke variabele

Verticaal

23
Q

X-as

A

onafhankelijke variabele

Horizontaal