Algemeen & benadrukken/tegenspreken Flashcards
1
Q
Ability
A
Bekwaamheid
2
Q
To allow
A
Toestaan
3
Q
Apparent
A
Blijkbaar
4
Q
Average
A
Gemiddeld
5
Q
Credit
A
Erkenning
6
Q
Damage
A
Beschadigen
7
Q
Indignant
A
Verontwaardigd
8
Q
To tend to
A
Ertoe neigen om
9
Q
Amount
A
Hoeveelheid
10
Q
Actually
A
In feite
11
Q
Aim/goal/purpose
A
Doel
12
Q
Acces
A
Toegang
13
Q
Unlikely
A
Onwaarschijnlijk
14
Q
Reason
A
Reden
15
Q
Response
A
Reactie