AKI Flashcards

1
Q

typisch AKI

A

stijging van serumcreatinine en/of een vermindering van de diurese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normale hypotensie

A

GFR bewaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

AKI gedaalde renale perfusiedruk
symptomen
prerenaal nierlijden

A

GFR zakken
oligurie (weinig)(<500 ml/d
serum-ureum (fors verhoogd
urine geconcentreerd met hoge urine osmolaliteit; er is een lage natriurese met lage fractionele natriumexcretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

AKI gedaalde renale perfusiedruk
oplossing
prerenaal nierlijden

A

renale perfusiedruk herstellen
vb ACE-1 stoppen
angiotensine receptor blokkers stoppen
NSAID stoppen
raasblokkers stoppen
bijvullen tenzij hypovollemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

AKI gedaalde renale perfusiedruk
uitlokkers

A

ACE-1
angiotensine receptor blokkers
NSAID
a renalisstenose
hepatorenaal syndroom
intra-abdominale hypertensie
abdominaal compartimentsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FENa laag

A

Na Urine overgerepresenteerd
=> Prerenaal nierlijden

ook laag bij
ATN door rhabdomyolyse of hemolyse, bij contrastnefropathie en bij acute glomerulonefritis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

FENa hoog

A

Na Serum overgerepresenteerd
=> Acuut Tubulaire Necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acute tubulusnecrose (ATN)

TOXISCHE OORZAKEN VAN ACUTE TUBULUSNECROSE

A

MYOGLOBINURIE
HEMOGLOBINURIE
JODIUM CONTRAST VOOR RADIOGRAFIE
AMINOGLYCOSIDEN (antibacterieel) AB
AMFOTERICINE B (antifungaal)
CISPLATINUM (chemotherapie)
FOSCARNET (antiviraal)
ETHYLEENGLYCOL (antivries)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

KENMERKEN ACUTE TUBULUSNECROSE

A

OLIGURIE/BEWAARDE DIURESE
GEDAALDE GFR
STIJGENDE serumUREUM
STIJGENDE serumCREATININE

URINESEDIMENT: EPITHEELCELCILINDERS,
TUBULAIRE CELLEN OF LEEG SEDIMENT
HOGE NATRIURESE > 40 MMOL/L (veel natrium in urine)
HOGE FRACTIONELE NATRIUMEXCRETIE: > 2% (verminderde reabsorptie)
HERSTEL NA REGENERATIE TUBULAIRE CELLEN
EV AFWIJKING VAN DE ONDERLIGGENDE ZIEKTE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BEHANDELING ACUTE TUBULUSNECROSE: URGENT

A

STOPPEN NEFROTOXISCHE MEDICATIE
STOPPEN MEDICATIE DIE AUTOREGULATIE VAN DE NIER BEÏNVLOEDEN
DOSISREDUCTIE VAN RENAAL GEKLAARDE MEDICATIE
VERMIJDEN VAN JOODHOUDEND CONTRAST
VULLINGSSTATUS OPTIMALISEREN:
BIJVULLEN BIJ ONDERVULLING

LISDIURETICA, VOCHTBEPERKING AL DAN NIET MET ULTRAFILTRATIE BIJ OVERVULLING
HYPOTENSIE VERMIJDEN
ONDERLIGGENDE OORZAAK BEHANDELEN
LEVENSBEDREIGENDE IONENSTOORNISSEN BEHANDELEN/VOORKOMEN
NIERFUNCTIEVERVANGENDE THERAPIE
COMPLICATIES VERMIJDEN EN BEHANDELEN
HYPERCALIEMIE
ACIDOSE
OVERVULLEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

AKI door Contrast geasossieerde nierschade
Opletten bij welke patient
Algemeen opletten

A

zeer schadelijk bij
diabetische nefropathie,
multipel myeloom
renale hypoperfusie

Proteïnurie gemeten met dipstick kan vals hoog zijn door contrast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

AKI door rhabdomyolyse
1.oorzaken

2.bloed

  1. urine
  2. opvolgen
A

1 statines
1 colchicine
1 cocaïne
1 virale infecties

2 creatine kinase
2 LDH
2 myoglobine

3 roodbruin (zelfs een bezinksel na centrifuge)

4 hyperkaliëmie
4 hyperfosfatemie
4 hypocalcemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rhabdomyolyse
Oplossing

A

hydratatie
alkalinisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

AKI door Aminoglycosiden

A

Oplopend serumcreatinine met bewaarde diurese, hypokaliëmie en hypomagnesiëmie zijn typische uitingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AKI door Hepatorenaal Syndroom
1. oorzaak

  1. symptomen
A

creert renale vasoconstrictie

2 oligurie
2 extreem lage natriurese
2 lage FENa
2 serumureum hoog
2 creatinine hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

AKI door Acute Cortexnecrose
Algemeen

A

super zware ischemie
irreversibele schade
Cortexnecrose kan partieel of volledig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
oorzaak

A

medicatie
infecties
auto-immuun ziekten
sarcoïdose
Alles behalve glomerulus w aangevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
oorzaak
medicatie

A

protonpomp inhibitoren
antibiotica (koorts rash)
immunotherapie
NSAID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
oorzaak:
Welke infecties

A

leptospirose,
hantavirus,
legionella,
cytomegaalvirus.
Het betreft hier geen opstijgende urineweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
urine:

A

leukocyten
witte bloedcelcilinders
soms rode bloedcellen
Proteïnurie variabel
kweek negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
bloed

A

tekenen van verminderde nierfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
Nierbiopt

A

interstitieel oedeem
mononucleaire witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Acute (tubulo-)interstitiële nefritis
alergie

Wat doen

A

corticosteroïden gegeven om de inflammatie ter hoogte van de nier te milderen.
in patiëntendossier noteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Acute opstijgende bacteriële pyelonefritis
symptomen

A

koorts
pijn nierstreek (meestal unilateraal)
malaise
braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Acute opstijgende bacteriële pyelonefritis
Eig
Bloed urine

A

leukocyturie
witte bloedcelcilinders en bacteriën
rode bloedcellen kan
een kiem in urine
tubulaire proteïnurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

pyelonefritis
contra indicatie

A

nierbiopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Acute opstijgende bacteriële pyelonefritis
behandeling

A

antibiotica
vochttoediening
pijnstilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Kristal geïnduceerde acute nierbeschadiging
risicofactoren

A

acyclovir
protease inhibitoren (antiviraal)
sulfonamide antibiotica
amoxicilline

hoge dosis meds intravasculaire ondervulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Kristal geïnduceerde acute nierbeschadiging
kliniek

A

nierinsufficiëntie
flankpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Kristal geïnduceerde acute nierbeschadiging
urine

A

hematurie
leukocyturie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Kristal geïnduceerde acute nierbeschadiging
bloedonderzoek

A

oplopend serumureum
oplopend serumcreatinine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Kristal geïnduceerde acute nierbeschadiging
behandeling

A

intraveneuze hydratatie
pH veranderingen van urine voor oplosbaarheid te veranderen
urinezuur omzetten tot een beter oplosbaar product
allopurinol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Presentatie glomerulair lijden

A

Oedeem, hypertensie
Urine: proteinurie en of hematurie
Bloed: al dan niet verhoogde serumcreatinine
Of door gericht onderzoek bij familiaal voorkomen
Ev geassocieerde symptomen bij systeemziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Subepitheliale schade
glomerulair

A

afwezigheid van direct contact met de bloedbaan, resulteert dit in eerder geringe inflammatie met geen of weinig infiltratie met bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Subepitheliale neerslagen

A

voornamelijk proteïnurie door beschadiging van de podocyten

veel ontsteking.

IgA nefropathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

glomerulonefritis

A

ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

glomerulopathie

A

geen ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Nefrotisch syndroom is gekenmerkt door

A

oedeem
forse proteïnurie (> 3.5 gram per dag)
hypoalbuminemie.
Hypertensie en nierinsufficiëntie zijn mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Nefritisch syndroom

A

glomerulaire hematurie (soms macroscopisch),
proteïnurie,
rode bloedcelcilinders in urine,
gedaalde GFR, hypertensie
ernstige vormen ook oligurie, overhydratie met oedeem
Hypoalbuminemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

nefrittisch vs nefrotisch

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Normaalwaarde hematurie

A

> 25 RBC/µl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Oorzaken van nefritisch syndroom

A

Rode bloedcellen
IgA nefropathie
Milde vorm van glomerulonefritis
Dunne basale membraan ziekte
Syndroom van alport
Urologisch
Proteine
Diabetisch nefropathie
Intragomerulaire hypertenie
Endotheelschade
Secundaire focale segmentale glomedurlaosclerose
Orthostatische proteinurie (in ochtend negatief, overdag positief)
Lichamelijke inspanning, koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Algemene therapie bij nefrotisch syndroom

A

ACE-I, angiotensine II receptor antagonisten,
statines,
zoutbeperkend dieet,
lisdiuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

5 Oorzaken van nefrotisch
syndromen/pathologiën

Welke 5 zaken lokken het uit

A

Minimale letsels glomerulopathie
Focaal segmentale glomerulosclerose
Membraneuze nefropathie
Amyloidose
Diabetische nierziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Minimale letsels glomerulopathie

bloed
urine

A

vaakst bij kinderen
oedeem gaande tot anasarca
albuminurie, meestal > 3,5 g/24 uur
geen hematurie
meestal normaal serumcreatinine, hypercholesterolemie.
Meestal normale GFR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Minimale letsels glomerulopathie
nierbiopt

A

lichtmicroscopisch weinig afwijkingen
em: versmelten pedikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Minimale letsels glomerulopathie
therapie

A

(methyl)prednisolone. (coritico steroiden)
Bij frequente hervallen kan ook andere immuunonderdrukkende medicatie gegeven worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS)
klinisch
bloed
urine

A

kan voorkomen op alle leeftijden, ook bij kinderen
oedeem
massieve proteïnurie
hypoalbuminemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS)
nierbiopt

A

focale segmentale glomerulosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS)
Oorzaak

A

primair,
secundair (hiv, obesitas bodybuilders)
genetisch

podocyten beschadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Focaal segmentale glomerulosclerose (FSGS)
Therapie

A

primaire oorzaak:
glucocorticoïden en andere immuunonderdrukkende medicatie geprobeerd.

secundaire vormen:
de onderliggende oorzaak aangepakken Ook therapie ter behandeling van de hyperfiltratie en hypertensie wordt opgestart: RAAS inhibitie, zout-en eiwitbeperkend dieet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Membraneuze nefropathie
Voorkomen
klinisch
bloed
urine

A

volwassen leeftijd
oligosymptomatisch beginnen, tot oedeem, soms hypertensie
asymptomatische proteïnurie tot ‘nefrotische range’ proteïnurie

hypoalbuminemie, ook nierinsufficiëntie is mogelijk. Bij primaire vorm ook antilichamen terug te vinden gericht tegen podocyten antigenen

53
Q

Membraneuze nefropathie
nierbiopt

A

Nierbiopt: afhankelijk van het stadium van de ziekte

54
Q

Membraneuze nefropathie
Oorzaak

A

Ofwel primair, ofwel secundair. Secundaire vormen van membraneuze nefropathie zijn beschreven bij medicatie, auto-immuun lijden (Systeem Lupus), infectie (Hepatitis B), neoplasie (carcinomen en lymfomen) en sarcoidose.

55
Q

Membraneuze nefropathie
therapie

A

eventueel immuunonderdrukkende medicatie. Indien secundair: oorzaak wegnemen.

56
Q

Amyloidose
2 soorten

A

AL amyloidose: hematologische problematiek.
Primair

AA amyloidose: kan voorkomen als gevolg van chronische inflammatie zoals bij chronische infecties, tuberculose, inflammatoir darmlijden, chronische wonden, familiale mediterane koorts.
Secundair

57
Q

Amyloidose
klinisch

A

van asymptomatisch tot nefrotisch syndroom. Mogelijks ook symptomen van onderliggende ziekte en van amyloidneerslag in andere organen

58
Q

Amyloidose
Urineonderzoek
Bloedonderzoek

A

asymptomatische proteïnurie tot nefrotische range proteïnurie
verhoogd creatinine

hypoalbuminemie
typische hypercholesterolemie is bij amyloidose meestal niet aanwezig, wel verhoogd creatinine en afwijkingen door de onderliggende ziekte.

59
Q

Amyloidose
Nierbiopt:

A

overal amyloid

60
Q

Therapie
Amyloidose

A

om verdere neerslag tegen te gaan is therapie erop gericht de concentratie van het verantwoordelijke eiwit te doen dalen.

61
Q

Diabetische nierziekte
2 pathologien

A
  1. glomerulair lijden: hyperfiltratie: verhoogd GFR => verlies selectiviteit
  2. tubulopathie : toxiciteit door albumine gedaalde heropnamen van albumine
62
Q

Diabetische nierziekte
Klinisch
Urine
Bloedonderzoek

A

Langdurig asymptomatisch, later oedeem. Vaak hypertensie
matig verhoogde albuminurie tot ernstig verhoogde albuminurie tot ‘nefrotische range’ proteïnurie.
dalend serumalbumine bij toenemende proteïnurie
Stijgend serumcreatinine bij dalende GFR
Initieel hyperfiltratie met verhoogde GFR
Nadien progressieve daling GFR tot eindstadium nierfalen

63
Q

Diabetische nierziekte
Nierbiopt

A

1/ verdikking van basale membraan; daarna
2/ mesangiale expansie. In een later stadium treedt dan
3/ nodulaire sclerose (Kimmelstiel-Wilson nefropathie) op en daarna
4/ globale glomerulosclerose.

64
Q

Nierbiopt
Therapie

A

strikte glycemieregeling
Hypertensiebehandeling met ACE-I antagonisten of angiotensine II receptor antagonisten
renoprotectie met ACE-I antagonisten of angiotensine II receptor antagonisten.
Rookstop
vermijden van nefrotoxische producten.
SGLT2 (sodium glucose cotransporter inhibitoren) kunnen een gunstig effect hebben.

65
Q

Nierbiopt
extra

A

Op oogfundus is diabetische retinopathie zichtbaar

66
Q

ACUUT NEFRITISCH SYNDROOM
klinisch

(ACUTE GLOMERULONEFRITIS):

A

hypertensie,
hematurie (microscopisch of macroscopisch),
rode bloedcellencilinders in urinesediment,
proteïnurie.

Afhankelijk van de ernst (diffuus nefritisch syndroom)
oedeem,
oligurie
nierinsufficiëntie aanwezig.

67
Q

ACUUT NEFRITISCH SYNDROOM

aanpak

A

ACE-I, angiotensine II receptor antagonisten
=> hypertensie + proteïnurie beperken
Zoutbeperkend dieet
=>waterretentie en hypertensie
Lisdiuretica
=>waterretentie en hypertensie
Dialyse mogelijks noodzakelijk

68
Q

Acute post streptokokken glomerulonefritis
Klinisch:
Urine
3.Bloed

A

meestal kinderleeftijd
nefritisch beeld ontstaan 1 tot 3 weken na een infectie
hematurie
proteïnurie
3. verlaagd complement C3
3. verhoogde antistreptolysine O
GFR: (tijdelijk) gedaald

69
Q

Acute post streptokokken glomerulonefritis
Behandeling

A

zoutbeperking, diuretica, antihypertensiva

70
Q

Immuunglobuline en complement gemedieerd glomerulair lijden met membranoproliferatieve glomerulonefritis

A

te noteren

71
Q

OORZAKEN VAN SNEL PROGRESSIEVE GLOMERULONEFRITIS

A

1/ LINEAIRE NEERSLAG VAN IG
Anti-GBM antibody disease (Goodpasture syndroom)
2/ GRANULAIRE NEERSLAG VAN IG
MEMBRANOPROLIFERATIEVE GLOMERULONEFRITIS
IGA NEFROPATHIE
INFECTIE GERELATEERDE GLOMERULONEFRITIS
LUPUS NEFRITIS
IgA VASCULITIS (HENOCH SCHONLEIN NEFRITIS)
3/ GEEN IMMUUNGLOBULINE NEERSLAG (PAUCI-IMMUUN RPGN)
ANCA GEASSOCIEERDE GLOMERULONEFRITIS (GRANULOMATOSE MET POLYANGIITIS= WEGENER GRANULOMATOSE)

72
Q

RAPIDLY PROGRESSIVE GLOMERULONEPHRITIS

Klinisch

A

Acute nierinsufficiëntie
snel oplopend ureum en creatinine,
risico op hyperkaliëmie,
meestal oligurie

De urine (indien geen anurie) :
rode bloedcellen,
rode bloedcelcilinders,
forse proteïnurie.
Witte bloedcellen kunnen ook aanwezig zijn.

GFR is laag

73
Q

RPGN
lineaire neerslag van immuunglobulines

A

Anti GBM AI ziekte

74
Q

RPGN
granulaire neerslag van immuunglobulines

A

lupus nefritis
Poststreptococcen glomerulenfritis
IgA nefropathie
IgA vasculitis (henoch schonlein purpura)

75
Q

RPGN
afwezigheid van immuunglobulines

A

ANCA geassocieerde glomerulonefritis

76
Q

RPGN
behandeling

A

nierfunctievervangende therapie
hypertensie behandelen
vermijden en behandelen van ionenstoornissen
vermijden en behandelen van overvulling.
immuunonderdrukkende behandeling

77
Q

Anti GBM (glomerulaire basale membraan) antibody disease
(= Goodpasture syndroom)
wat is het

A

Autoantilichamen tegen basale membraan worden aangemaakt; deze autoantilichamen slaan neer ter hoogte van de basale membraan in de nier alsook in de longen

78
Q

Anti GBM (glomerulaire basale membraan) antibody disease
(= Goodpasture syndroom)
klinisch
1. bloed
2. urine

A

RPGN in combinatie met longbloedingen

  1. anemie
  2. antibasaal membraan
  3. antilichamen
  4. hematurie
79
Q

Anti GBM (glomerulaire basale membraan) antibody disease
(= Goodpasture syndroom)
Radiografie thorax
Biopt

A

longbloedingen, eventueel overvulling (door oligurie)

toont op immuunfluorescentie lineaire neerslag van immuunglobulines ter hoogt van de glomerulaire membraan

80
Q

Anti GBM (glomerulaire basale membraan) antibody disease
(= Goodpasture syndroom)
Behandeling

A

immuunonderdrukkende medicatie
eventueel plasmaferese om autoantilichamen te verwijderen uit het bloed

81
Q

Anca geassocieerde vasculitis/Granulomatose met polyangiitis (=Ziekte van Wegener of Wegener granulomatose)
bloed

A

bloedAnti Neutrofiel Cytoplasmatische Antilichamen (ANCA’s)

82
Q

Anca geassocieerde vasculitis/Granulomatose met polyangiitis (=Ziekte van Wegener of Wegener granulomatose)
behandeling

A

immuunonderdrukkende therapie

83
Q

IGA NEFROPATHIE
klinisch

A

breed spectrum gaande van
asymptomatische microscopische hematurie,
episoden van macroscopische hematurie in aansluiting met een bovenste luchtweginfectie (ook mogelijk bij zware lichamelijke inspanning en na vaccinatie) tot
hypertensie en eindstadium nierlijden.

84
Q

IGA NEFROPATHIE

klinisch

A

breed spectrum gaande van
asymptomatische microscopische hematurie,
episoden van macroscopische hematurie in aansluiting met een bovenste luchtweginfectie (ook mogelijk bij zware lichamelijke inspanning en na vaccinatie) tot
hypertensie en eindstadium nierlijden.

85
Q

IGA NEFROPATHIE
Urine
GFR

A

microscopische hematurie al dan niet met episoden van macroscopische hematurie. De aanwezigheid van proteïnurie is een ongunstige factor
normaal of verlaagd, gaande tot eindstadium nierfalen

86
Q

IGA NEFROPATHIE
Bloed

A

serum creatinine en ureum zijn normaal of verhoogd afhankelijk van de ernst/stadium van de ziekte. Soms kan de IgA concentratie verhoogd zijn in plasma.

87
Q

IGA NEFROPATHIE
behandeling

A

ACE-I of Angiotensine II Receptor Blokkers gegeven
hypertensie vermijden (RAAS inhibitoren, diltiazem)
cardiovasulaire maatregelen

88
Q

IgA vasculitis
klinisch

A

een vasculitis met neerslag van IgA thv van de kleine bloedvaten.
frequenter bij kinderen
purpura
abdominale pijn gewrichtspijn huidrash

88
Q

IgA vasculitis
Urine
bloed

A

hematurie en proteïnurie
normaal of gedaalde GFR
Urine: afhankelijk van klasse cfr supra
Bloed: aanwezigheid van autoantilichamen (anti-dsDNA),
GFR: afhankelijk van klasse lupus nefritis

89
Q

LUPUS NEFRITIS
Systemische Lupus Erythematosus (SLE)
wat doen met zo’n patiënt

A

meer voor bij vrouwen
Daarom is bij patiënten met SLE regelmatig onderzoek van bloeddruk, urine (sediment en proteïne) en van bloed (oa serumcreatinine) noodzakelijk.

89
Q

LUPUS NEFRITIS
Systemische Lupus Erythematosus (SLE)
Behandeling

A

immuunonderdrukkende medicatie

90
Q

CHRONISCHE INTERSTITIELE NEFRITIS
echo

A

SCHROMPELNIEREN
ONREGELMATIG BEGRENSD

91
Q

CHRONISCHE INTERSTITIELE NEFRITIS

A

ANALGETICA NEFROPATHIE
CHINESE KRUIDEN NEFROPATHIE/BALKAN nefropathie
(Aristolochiazuur)
MESO AMERICAN NEPHROPATHY
OBSTRUCTIE/REFLUX/CHRONISCHE PYELONEFRITIS
GRANULOMATEUZE TUBULO-INTERSTITIELE NEFRITIS
SARCOIDOSE
NEFROCALCINOSE, hypercalciurie, hyperfosfaturie,
hyperoxalurie
MEDICATIE
Lithium
LOOD, ZWARE METALEN
GENETISCH
SECUNDAIR OP ANDERE NIERZIEKTEN

92
Q

Niercyste
soorten

A

Autosomaal dominante polycystische nierziekte (ADPKD)
Autosomaal recessieve vorm van polycystische nieren
(ARPKD)

93
Q

niercyste
ADPKD:
klinisch

A

Hypertensie
Grote cysten in nieren en lever
Soms hematurie
Flank pijn
Klachten van uremie
Klachten van gebrekkige urinaire concentratie:
polyurie,
nycturie

94
Q

ADPKD: COMPLICATIES EN
ASSOCIATIES

A

PIJN DOOR NIER- EN LEVERCYSTEN
BLOEDING VAN CYSTE
RUPTUUR CYSTE
INFECTIE VAN CYSTE
PYELONEFRITIS
NIERSTENEN
INTRACRANIAAL ANEURYSMA
(BLOEDING)
AFWIJKING VAN HARTKLEPPEN

95
Q

ADPKD: BEHANDELING

A

HYPERTENSIE BEHANDELING (ACE-I)
ZOUTBEPERKING (<2 gram Na)
VOLDOENDE VOCHTINNAME (> 3L: onderdrukking ADH)
MEDICATIE OM GROEI VAN CYSTEN TE VERTRAGEN (?)
Soms nefrectomie
Nierfunctie vervangende therapie

96
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
AMINOGLYCOSIDEN

A

acute tubulus necrose

97
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
PENICILLINE

A

: acute interstitiële nefritis

98
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
ANTIVIRALE MEDICATIE (oa ACICLOVIR, ):

A

kristalnefropathie
:

99
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
LITHIUM

A

nefrogene diabetes insipidus, chronische tubulointerstitiële
nefritis

100
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
FENACETINE

A

: chronische tubulo-interstitiële nefritis

101
Q

MEDICATIE MET EFFECT OP DE NIEREN
NSAID
DIURETICA
ACE-I EN ARB:

A

hemodynamisch gemedieerde GFR daling,
hyperkaliëmie

102
Q

(NSAID): RENALE BIJWERKINGEN

A

AKI met leeg sediment
AKI met leukocyturie
NEFROTISCH SYNDROOM
HYPERTENSIE
Hyponatriëmie
Hyperkaliëmie

103
Q

NSAID

HEMODYNAMISCH GEMEDIEERDE AKI

symptomen

A

GFR DAALT
URINESEDIMENT LEEG
GEEN PROTEINURIE
SERUMCREATININE EN UREUM STIJGEN

104
Q

geen NSAID bij welke patient

A

Nierlijden
A renalis stenose
Hartfalen
Levercirrose
Vasculaire ondervulling
Hypotensie
Nefrotoxische medicatie
en contrast

105
Q

AKI DOOR INTERSTITIELE NEFRITIS
DOOR NSAID

A

GFR DAALT
URINESEDIMENT: WITTE , ev
RODE BLOEDCELLEN
PROTEINURIE
SERUMCREATININE EN
UREUM STIJGEN

106
Q

LISDIURETICA
2 voorbeelden

A

Furosemide
bumetanide

107
Q

LISDIURETICA
eigenschappen
Ka
Ca

A

Ka verlies
Ca verlies

108
Q

LISDIURETICA
indicatie

A

OEDEEM
OVERVULLING
ACUTE
HYPERCALCEMIE

109
Q

THIAZIDEN
eigenschappen
Ka
Ca

A

Ka verlies
Ca retentie

110
Q

THIAZIDEN
indicatie

A

HYPERTENSIE
PROFYLAXIS
NIERSTENEN TGV
HYPERCALCIURIE

111
Q

SPIRONOLACTON
EPLERENON
indicatie

A

HARTFALEN
PRIMAIR
HYPERALDOSTERONISME
CIRROSE
HYPERTENSIE
OEDEEM

112
Q

welke medicatie w renaal geklaard

A

SOTALOL (sotalex)
DIGOXINE (lanoxine)
DE MEESTE ANTIBIOTICA
ANTIVIRALE MEDICATIE (oa ACYCLOVIR)
ANTIDIABETICA (SULFAMIDEN, METFORMINE)
DOAC= directe orale anticoagulantia zoals dabigatran
(Pradaxa),
LMGH (oa ENOXAPARINE)
GABAPENTINE, PREGABALINE
SOMMIGE ACE-INHIBITOREN (oa LISINOPRIL)

113
Q

CARDIORENAAL SYNDROOM

A

GEDAALDE NIERPERFUSIE door linker hartfalen
VENEUZE CONGESTIE door rechter hartfalen
INTRA ABDOMINALE HYPERTENSIE

114
Q

ABDOMINAAL COMPARTIMENT SYNDROOM

A

Compressie van de nieren
Veneuze congestie vv renales
Hartfalen
Interstitieel oedeem nieren

allemaal door oligurie

115
Q

KALIEMIE: normaalwaarde

A

3.5-5 MMOL/L

116
Q

HYPERKALIEMIE: OORZAKEN

A

MINDER KALIUMEXCRETIE IN URINE bij
aldosteronantagonisten
ACE-I en ARB
cotrimoxazole en NSAID
nierinsufficiëntie
hypoaldosteronisme

117
Q

HYPOKALIEMIE
symptomen

A

ZWAKTE
GEDAALDE DARMMOTILITEIT
HARTRITMESTOORNISSEN
EV CHRONISCH NIERLIJDEN

118
Q

NATRIEMIE: normaalwaarden

A

135-145 meq/L

119
Q

HYPOTONE HYPONATRIEMIE
1/ Met gedaald extracellulair volume:

A

Niet renale verliezen: diarree, braken, transdermaal
Renale verliezen: thiazide, bijnierschorsinsufficiëntie
met hypoaldosteronisme, cerebral salt wasting,

120
Q

HYPOTONE HYPONATRIEMIE
2/ Met normaal extracellulair volume:

A

SIAD/SIADH: syndrome of inappropriate antidiuresis
(urinaire osm > 100 mosm/L)
Primaire polydipsie (urinaire osm < 100 mosm/L)

121
Q

HYPOTONE HYPONATRIEMIE
3/ Met verhoogd extracellulair volume:

A

Hartfalen
Levercirrhose
Nierlijden

122
Q

Diagnostic algorithm for hyponatremia.

A
123
Q

SIAD
afkorting

A

Syndrome of Inappropriate Antidiuresis

124
Q

SIAD

A

Hyponatriëmie
Lage plasma osmolaliteit
Osmolaliteit urine > 100 mosm/L
Hoge natriurese > 30 mmol/L
Laag plasma urinezuur en ureum
Normaal kalium en pH
Etio: centraal, tumor, chirurgie, medicatie
Te doen: vochtbeperking

125
Q

OORZAKEN VAN SECUNDAIRE
HYPERTENSIE

A

NIERZIEKTE
PRIMAIR HYPERALDOSTERONISME (CONN)
A RENALIS STENOSE
MEDICATIE: orale anticonceptiva, NSAID, adrenerge
medicatie, epo, cyclosporine, tacrolimus,,,,
COARCTATIO VAN AORTA
TEVEEL AAN CATECHOLAMINES (FEOCHROMOCYTOOM)
SLAAP APNEU

126
Q

A RENALIS STENOSE: WIE/WAT?

A

ERNSTIGE HYPERTENSIE
PATIENTEN MET DIFFUUS VAATLIJDEN
FORSE STIJGING SERUMCREATININE NA OPSTART ACE-I
OF ARB
HYPOKALIEMIE
VAATGERUISEN THV A RENALIS
ASYMMETRIE VAN NIEREN (ZONDER ANDERE REDEN)
MILDE PROTEINURIE
LEEG URINESEDIMENT

127
Q

PRIMAIR HYPERALDOSTERONISME

A

HOOG ALDOSTERON:
NATRIUMRETENTIE: HYPERVOLEMIE MET
HYPERTENSIE
KALIUMEXCRETIE: HYPOKALIEMIE (niet bij alle
patiënen)

RENINE IS ONDERDRUKT