AK begrippen Par. 6.2 Flashcards
Blz. 100+101 AK begrippen Par. 6.2
hooggebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
eeuwige sneeuw
gebied waar altijd sneeuw ligt
middelgebergte
gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m zijn
heuvelland
gebied met een hoogteligging tussen 200 m en 500 m.
laagland
gebied met een laagteligging lager dan 200m.
reliëf
hoogteverschillen in het landschap
Schiereiland
een stuk land dat aan 3 kanten aan zee grenst, en met de 4e kant wel aan land ligt.
hoge breedte
de ligging van een plaats ver van de evenaar
golfstroom
zeestroom die warm water van de Golf van Mexico naar de westkust van Europa brengt
gletsjers
enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift
aanlandige wind
wind vanaf zee. Heet ook zeewind.
klimaat scheiding
verschijnsel dat de gebieden aan beide kanten van een berg andere neerslag- en temperatuurkenmerken hebben.
klimaat
het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar
neerslag
water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat
stuwingsregen
neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte.
loefzijde
de windkant van een gebergte met veel neerslag
lijzijde
de kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag
regenschaduw
de lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.