AFP 14 Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

5 functies van het zenuwstelsel?

A

1) Regulatie van activiteiten van weefsels en organen.
2) Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen.
3) Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies.
4) Coördinatie van contacten met de buitenwereld.
5) Coördinatie van de psychische functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke drie functionele fases bestaat de werking van het zenuwstelsel?

A

1) Sensorische input.
2) Verwerking.
3) Motorische output.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de anatomische indeling van het zenuwstelsel (2)?

A

1) Centrale zenuwstelsel.
2) Perifere zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

A

Alles wat in de schedel en de wervelkolom zit en is omgeven door de hersenvliezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel?

A

Alle zenuwen buiten de schedel en de wervelkolom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de fysiologische indeling van het zenuwstelsel (2)?

A

1) Willekeurig zenuwstelsel.
2) Onwillekeurig zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Functie van het willekeurige zenuwstelsel?

A

Dit heet ook wel het animale zenuwstelsel, dit deel van het zenuwstelsel zorgt ervoor dat je kunt functioneren in de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De hypothamalus is het centrale punt voor aansturing van (2)?

A

1) Viscerosensoriek
2) Visceromotoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vanuit de hypothalamus lopen twee afdalende banen voor de aansturing, welke zijn dit?

A

1) Sympaticus
2) Parasympaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe heten de banen van perifeer naar het ruggenmerg toe?

A

Afferente banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe heten de banen van het ruggenmerg naar het lichaam toe?

A

Efferente banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heten de banen vanuit het ruggenmerg naar de hersenen toe?

A

Ascenderende sensorische banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heten de banen vanuit de hersenen het ruggenmerg in?

A

Descenderende motorische banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet de viscerosensoriek?

A

Geven informatie over het inwendige milieau door aan de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet de visceromotoriek?

A

De vezels besturen in de organen het gladde spier en klierweefsel aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet het sympaticus?

A

Gas; Is actief wanneer mensen actief zijn, simuleert;
- hartactiviteit
- ademhaling
- verhoogd bloedsuikerspiegel
- spanning in skeletspieren
! remt anabolisme & spijsvertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet het parasympaticus?

A

Rem; is als de mens passief is, stimuleert spijsvertering.
Vertraagd:
- hart activiteit
- ademhaling
- spier activiteit
! remt het katabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zenuwweefsel; je kunt cellen in twee types verdelen, welke?

A

1) Neuronen
2) Neuroglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een neuron(zenuwcel)?

A

Het neuron is de functionele eenheid van het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe is een neuron opgebouwd?

A

De cel heeft een groot cellichaam en bevat behalve de kern ook veel celorganellen. De cel heeft twee of meer draadvormige uitlopers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke twee type zenuwvezels zijn er?

A

1) Axon
2) Dendriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de functie van een axon?

A

Vervoert impulsen van het cellichgaam af, overdracht impuls op andere cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van een dendriet?

A

Ontvangen impulsen van andere zenuwcellen en vervoeren die naar het eigen cellichaam toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 3 neuronen zijn er?

A

1) Sensibel
2) Schakel/inter
3) Motorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de functie van een sensibele neuron?

A

Zijn afferente neuronen; vervoeren impulsen vanaf de sensoren naar het centrale zenuwstelsel toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de functie van een schakelneuron?

A

Cellen in het centrale zenuwstelsel, geven impulsen over van de ene op een andere zenuwcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de functie van een motorische neuron?

A

Efferente banen; vervoeren impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is neuroglia?

A

Neuroglia is een verzorgings- en steunweefsel, in functie te vergelijken met bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarin ondersteunen neuroglia de neuronen?

A

Neuroglia voorzien de neuronen continu van zuurstof en voedingsstoffen, anders gaan de neuronen dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een kenmerk voor neuronen?

A

Neuronen hebben een hoog stofwisselingsniveau, maar kunnen zelf geen voedingsstoffen opslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Neuroglia in het centrale zenuwstelsel bestaat uit?

A

Meerdere type glia cellen.

32
Q

Neuroglia in het perifere zenuwstelsel bestaat uit?

A

Schwanncellen.

33
Q

Waar zitten de schwanncellen?

A

Zitten vele keren om het axon gewikkeld in het perifere zenuwstelsel.

34
Q

Wat is de functie van de schwanncellen?

A

Een verzorgende en ondersteunende functie.
Zorgt voor een elektrische isolatie en speelt een rol bij impulsgeleiding.

35
Q

Hoe heten de insnoering in de myelineschede?

A

Insnoeringen van Ranvier.

36
Q

Waar bevind zich het witte stof in het lichaam?

A

Tot de witte stof behoren de zenuwen in het perifere zenuwstelsel en de banen in het centrale zenuwstelsel.

37
Q

Wat is een baan of een tractus?

A

Een bundel gemyeliniseerde zenuwvezels in het centrale zenuwstelsel.

37
Q

Waarmee word een nervus omgeven?

A

Om elke bundel een bindweefselmantel het perineurium en om elke zenuw een stevig bindweefselmantel het epineurium.

38
Q

Latijnse benaming voor ruggenmerg?

A

Medulla spinalis

39
Q

Hoe van waar tot waar loopt het ruggenmerg?

A

Foramen magnum (achterhoofdsgat schedel) tot aan de 1ste of 2de lendewervel (lumbaal)

40
Q

Tussen elke twee wervels treden links en rechts 2 nervi spinalus uit, hoe heet deze uittreedplaats?

A

Foramen intervertebralis

41
Q

Hoe heeft het gedeelte van het ruggenmerg na L1/L2 ?

A

Cauda equina (paardenstaart).

42
Q

Wat is ascensus medulla?

A

De opstijging van het ruggenmerg, voor de geboorte zit het ruggenmerg tot onder in het wervelkanaal, wervellkolom groeit harder. Bij de geboorte eindigt het ruggenmerg bij L3/L4 en bij volwassenen L1/L2.

43
Q

In het ruggenmerg, waaruit bestaat het h-vormige figuur (vlinder)

A

Voornamelijk uit cellichamen en dendrieten.

44
Q

Welke zenuwen zitten in de voorhoorns?

A

Grootste deel door vrij grote celllichamen van de motorische zenuwcellen & cellichamen en dendrieten van schakelneuronen.

45
Q

Welke zenuwen zitten in de achterhoorns?

A

Vezels van de sensibele neuronen, die impulsen van de periferie via de sensibele achterwortel naar het ruggenmerg sturen.

46
Q

Waar liggen de cellichamen van de sensibele neuronen?

A

Liggen in het spinale ganglion, een zenuwknoop net buiten de witte stof van het ruggenmerg.

47
Q

3 ruggenmerg segmenten in het witte stof?

A

Voorstreng (tussen beide voorhoorns)
2 zijstrengen (links- en rechts tussen de voor- en achterhoorns)
Achterstreng (tussen de achterhoorns)

48
Q

Wat is de functie van het ruggenmerg?

A

Het is de verbindingsbaan waarlangs continue efferente en afferente impulsen lopen.

49
Q

Hoeveel ruggenmerg zenuwen zijn er?

A

31 nervi spinalis in totaal;
* 8 cervicale zenuwen
* 12 thorecale zenuwen
* 5 lumbale zenuwen
* 5 sacrale zenuwen
* 1 coccygeale zenuw

50
Q

Welke zenuwen lopen in het arm?

A

Plexus Brachialis
N. Ulnaris
N. Medianus
N. Radialis

51
Q

Welke zenuwen lopen in het been?

A

Plexus lumbosacralis
N. Femoralis
N. Ischeadicus
N. Saphenus
N. Tibialis
N. Peroneus/fibularis

52
Q

Welke 3 hersenvliezen zijn er?

A

1) Dura mater
2) Arachnoidea mater
3) Pia mater

53
Q

Wat is een ander woord voor de herzenvliezen?

A

Meninges.

54
Q

Waar bevind zich de dura mater?

A

Het harde vlies bekleed rond de hersenen bekleedt de binnenkant van de schedelbeenderen en is daar vergroeid met het beenvlies.

55
Q

Waar bevind zich de arachnoidea mater?

A

Spinnenwebvlies, is aan de ene kant vergroeid met de dura mater, aan de andere kans is het vlies met talrijke ragdunne bindweefselverbindingen verbonden met de pia mater.

56
Q

Waar bevind zich de pia mater?

A

Zacht vlies; is een heel dunne laag bindweefsel, die elke winding en plooi van het hersenoppervlak volgt.

57
Q

Tot waar loopt de dura mater?

A

De dura mater zet zich voort naar beneden tot ongeveer S2-S3; puntvormige deel wordt de durazak genoemd.

58
Q

Tot waar loopt de pia mater?

A

Loopt tot einde medulla spinalis tot L2.

59
Q

Waardoor wordt de pijnzin verzorgd?

A

Nocisensoren (pijnsensoren)

60
Q

Waarop reageren de pijnsensoren?

A

Op beschadigingen of dreigende beschadiging van het weefsel waarin ze zijn ingebed.

61
Q

Waaruit kunnen pijnsernsoren bestaan?

A

Mechanosensoren
Chemosensoren
Thermosensoren

62
Q

Wanneer voel je pijn?

A

Pijn voel je wanneer de zenuwtak zelf beschadigd is.
Meestal is pijngewaarwording echter een gevolg van de prikkeling van de zenuwtakken door stoffen die de beschadiging in het weefsel vrijkomen.

63
Q

Welke reacties zijn er op pijn (3)?

A

1) Terugtrek reflex
2) Autonome reactie
3) Bewustwording van pijn

64
Q

Wat is de terugtrek reflex?

A

Heel veel reflexen in de romp en extremiteiten zijn ruggenmergreflexen, ze verlopen via het ruggenmerg.

65
Q

Wat is perifere analgetica?

A

Prostaglandineremmers, NSAID’s en paracetamol.

66
Q

Het stappenplan pijnmedicatie gebaseerd op de pijnladder van de WHO?

A
  1. Paracetamol
  2. NSAID (+paracetamol)
  3. Tramadol (zwakwerkend opioïde) + NSAID/paracetamol
  4. Sterkwerkende opioiden (oraal, pleister en/of subcutaan/intraveneus) + NSAID/paracetamol.
67
Q

Wat is centrale analgetica?

A

Opiaten; morfine.

68
Q

Wat is een complicatie bij pijn?

A

Chronische pijn kan leiden tot negatieve emoties, zoals stress, depressie en angst.

69
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A

Is het gevolg van weefselbeschadiging door bijv. trauma, een tumor of een ontsteking. Hierbij komen stoffen vrij (zoals bradykinine) die de vrije zenuwuiteinden prikkelen.

70
Q

Wat is somatische pijn?

A

De nociceptoren in de huid, slijmvliezen en diepe weefsels.

71
Q

Wat is viscerale pijn?

A

De nociceptoren in de organen.

72
Q

Wat is gerefereerde pijn?

A

Een specifieke vorm van viscerale pijn, ofwel geprojecteerde pijn.

73
Q

Wat is neuropatische pijn?

A

Is pijn door beschadiging van neuronen in het perifeer of centraal zenuwstelsel.

74
Q

Waar staat de afkorting ALTIS voor?

A

Aard
Locatie
Tijdsverloop
Intensiteit
Samenhang