Ademhaling Flashcards
1
Q
Dyspnoe
A
Kortademigheid
2
Q
Bradypnoe
A
Te lage AH-frequentie
3
Q
Tachypnoe
A
Te hoge AH-frequentie
4
Q
Hyperpnoe
A
Te diepe AH
5
Q
Hypopnoe
A
Te oppervlakkige AH
6
Q
Hyperventilatie
A
AH waardoor er een te lage arteriële koolzuurspanning is
7
Q
Hypoventilatie
A
AH waardoor er een te hoge arteriële koolzuurspanning is
8
Q
Orthopnoe
A
Wanneer kortademigheid vermindert door rechtzitten
9
Q
Dyspnoe d’effort
A
Kortademigheid bij inspanning
10
Q
Dyspnoe de repos
A
Kortademigheid in rust
11
Q
Hemoptoë
A
Ophoesten van bloed
12
Q
Sputum
A
Slijm dat opgehoest wordt
13
Q
Wheezing
A
Piepende ademhaling bij UITademen
14
Q
Hypercapnie
A
Overmatig CO2-gehalte in het bloed
15
Q
Hypoxie
A
Tekort O2 in de weefsels