Acht Tijden Flashcards
1
Q
O.t.t. Koken
A
Onvoltooid tegenwoordige tijd.
Ik kook
2
Q
O.v.t.t. Koken
A
Onvoltooid verleden toekomende tijd.
Ik zou koken.
3
Q
V.v.t.t. Koken
A
Voltooid verleden toekomende tijd.
Ik zou gekookt hebben
4
Q
O.t.t.t.
A
Onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd.
Ik zal koken
5
Q
V.t.t. Koken
A
Voltooid tegenwoordige tijd.
Ik heb gekookt
6
Q
O.v.t. Koken
A
Onvoltooid verleden tijd
Ik kookte
7
Q
V.t.t.t. Koken
A
Voltooid tegenwoordig toekomende tijd.
Ik zal gekookt hebben
8
Q
V.v.t. Koken
A
Voltooid verleden tijd.
Ik had gekookt
9
Q
V.t.t. Gaan
A
Ik ben gegaan
10
Q
V.t.t.t. Gaan
A
Ik zal gegaan zijn
11
Q
O.t.t. Gaan
A
Ik ga
12
Q
O.t.t.t. Gaan
A
Ik zal gaan
13
Q
O.v.t.t. Gaan
A
Ik zou gaan
14
Q
V.t.t. Gaan
A
Ik ben gegaan
15
Q
V.v.t.t. Gaan
A
Ik zou gegaan zijn