Aardrijkskunde H1 Flashcards
aanlandige wind
wind vanaf zee
aflandige wind
wind vanaf land
breedteligging
de afstand van een plaats tot de evenaar
extensieve veeteelt
veeteelt met weinig vee per hectare
hooggebergte
gebied met bergen hoger dan 1.500 meter
hoogvlakte
vlak gebied dat meer dan 500 meter hoog ligt
jaaramplitude
verschil tussen de gemiddelde temperatuur in de warmste en koudste maand
jong gebergte
gebergte met hoge toppen, diepen dalen en minder dan 65 miljoen jaar oud
landklimaat
klimaat met in de koudste maand een gemiddelde temperatuur die lager is dan -3 graden en in de warmste maand hoger dan 10 graden
lijzijde
droge zijde van een berg
loefzijde
natte zijde van een berg
middelgebergte
gebied met meeste bergtoppen tussen 500 en 1.500 meter hoog
Middelandse Zeeklimaat
Zeeklimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters
oud gebergte
gebergte met afgeronde toppen, ondiepe dalen en ouder dan 65 miljoen jaar
regenschaduw
de lijzijde van een berg waar de dalende lucht weinig of geen neerslag brengt
stuwingsregen
neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte (loefzijde)
woestijnklimaat
droog klimaat waarbij in een jaar minder dan 250 mm neerslag valt
zeeklimaat
klimaat met matigende invloed van de zee op de temperatuur en het hele jaar neerslag
aquifer
waterdragende laag in de ondergrond
depressie / lagedrukgebied
gebied met tekort aan lucht waar lucht toestroomt over het aardoppervlak en gaat stijgen: wolken en neerslag
front
grensgebied tussen twee luchtsoorten
hogedrukgebied
gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en word aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe lucht en zon
orkaan / hurricane / cycloon / tyfoon
tropische storm met minimaal windkracht 12 op schaal van Beaufort
luchtsoort
grote hoeveelheid lucht met een bepaalde temperatuur en vochtigheid
modderstroom
kolkende, modderige brij die met hoge snelheid van een helling af stroomt
schaal van Beaufort
schaal om kracht van wind aan te duiden
agglomeratie
een stad met de daaraan vastgegroeide voorsteden en dorpen
central business district (cbd)
het kantoren, winkel, en uitgaansgebied van een stad
centrale stad
de belangrijkste stad van een agglomeratie
edge city
centrum met werkgelegenheid en winkelvoorzieningen in een suburb
gentrificatie
veranderingen in een woonwijk als rijkere mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen waardoor de originele bewoners het niet kunnen betalen, zich niet meer thuis voelen en moet verhuizen naar armere delen
leefbaarheid
mate waarin een gebied geschikt en prettig is om in te leven
re-urbanisatie
bevolkingsgroei in een stad na periode van suburbanisatie (mensen komen terug)
ruimtelijke segregatie
het gescheiden wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken
selectieve migratie
migratie op basis van bijvoorbeeld leeftijd, inkomen en geslacht
stedelijke vernieuwing
het vernieuwen van woonwijken zodat de leefbaarheid verbetert
suburb
buitenwijk in de VS met veel vrijstaande grote huizen en parken
getto’s
arme migranten wijken met een slechte leefbaarheid
maatschappelijke segregatie
mensen uit verschillende bevolkingsgroepen hebben weinig of geen contact met elkaar
urban sprawl
enorme spreiding van voorsteden over het omringende platteland
tornado
zeer krachtige wervelwind