AARD: Mobiliteit in beweging Flashcards
de betonstop
De jaren voordien mag er steeds
minder open ruimte gebruikt worden voor
bebouwing.
de carpoolparking
een parking, meestal bij een op- of afrit,
waar de ene chauffeur de wagen kan
achterlaten om over te stappen in een
andere wagen als passagier om zo aan
carpooling te doen
de e-commerce
commerciële handel waarbij dingen via het
internet gekocht worden
het ecoduct
een brug waar planten op groeien en waar dieren veilig kunnen over gaan.
de fietsostrade
een fietsostrade of fietssnelweg is een
route die bij voorkeur bestaat uit wegen die
voorbehouden zijn aan fietsverkeer
de fietssnelweg
een fietssnelweg of fietsostrade is een snelweg alleen maar meer fietsers rijden en minder auto’s
de fietsstraat
een straat ingericht als fietsroute, waarop
ook auto’s zijn toegestaan. Auto’s mogen
fietsers niet inhalen en de snelheid mag
voor iedereen niet hoger liggen dan
30 km/h.
de functie
waarvoor iets dient
het gecombineerd transport
vervoert goederen of
mensen met
vervoersmiddelen in combinatie.
de geconcentreerde bebouwing
een soort bebouwing waarbij gebouwen
zeer dicht bij elkaar staan
de horeca
De horeca omvat alle eet- en
drinkgelegenheden en logiesverstrekkende
bedrijven zoals hotels en bed & breakfasts.
het landelijk gebied
een minder dicht bevolkt landschap buiten
de steden waar landbouw en natuur belangerijk zijn
de landelijke woonkern
een woonkern in landelijk gebied
de lintebebouwing
een vorm van geconcentreerde bebouwing,
langgerekt aan beide zijden van de straat
de modal shift
verandering van vervoerwijze, bijvoorbeeld
van vervoer over de weg naar vervoer per
spoor of schip, of van personenvervoer met
de wagen naar openbaar vervoer
de modal split
de verdeling van de verplaatsingen over de
verschillende vervoerwijzen
de open ruimte
een ruimte in het landschap waar geen
gebouwen staan
de park-and-ride
een parkeerterrein bij een station of halte
om als reiziger verder te reizen via het
openbaar vervoer of via carpoolen
de pendelaar
iemand die heen en weer reist tussen zijn
woonplaats en werk of de plaats waar hij
studeert of op school zit
de spits
een periode tijdens de ochtend of de avond
met veel verkeer
de stedelijke woonkern
een dicht bebouwde woonkern met huizen,
openbare gebouwen, horeca, winkels
het stedelijke gebied
een gebied met gebouwen die dicht bij
elkaar staan met veel voorzieningen
het verkeersknooppunt
een gebied met gebouwen die dicht bij
elkaar staan met veel voorzieningen
de verspreide bebouwing
de gebouwen staan los van elkaar in het
landschap verspreid
de verstedelijkte woonkern
een woonkern die door de
bevolkingstoename dichter bebouwd en
groter geworden is
het woon-werkverkeer
het verkeer van werknemers tussen de
woon- en werkplaats