Aandoeningen van de dunne darm Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 symptomen van een dunne darmaandoening?

A
  1. diarree
  2. vermagering
  3. nutrionele tekorten
  4. abdominale last
  5. steatorree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe blijven bacteriën aantal op peil in darm?

A
  1. klep van Bauhin voorkomt retrograde contaminatie
  2. darmperistaltiek houdt bacteriën in het ileum laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij een dunne darmaandoening kan diarree gevolg zijn van

A
  1. te weinig waterabsorptie
  2. overmatige secretie water en elektrolyten
  3. bij chronische: onvoldoende absorptie nutriënten waardoor bacteriële fermentatie in darm -> osmotisch actieve vetzuren die water aantrekken naar de darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is een hoeveelheid stoelgang te groot?

A

> 200 gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen we diarree indelen adhv fysiopathologische mechanisme?

A
  1. osmotische diarree
  2. secretoire diarree
  3. inflammatoire diarre
  4. diarree tgv verstoorde motiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen hoog- en laag-volume diarree?

A

Hoogvolume diarree zien we meer bij aandoening van de dunne darm, terwijl laagvolume meer bij aandoeningen van de dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van steatorree?

A

Bij meer dan 6g vet per 24u in stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Steatorree wijst op…

A

vetmalabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Steatorree kan passen bij aandoening als:

A
  1. coeliakie
  2. exocriene pancreasinsufficiëntie
  3. cholestase -> = galzoutentekort in dunne darm
  4. Na bariatrische chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij vermoeden dunne darm aandoening, welke bloed- en stoelgangonderzoeken doen we?

A

CRP + BSE
PBO
Serumijzer - ijzersaturatie - ferritine
Vit B12 - calcium - AF
Anti-transglutaminase antilichamen (glutenserologie)
Faecaal calprotectine
Faecescultuur voor enteropathogenen en giardia lamblia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oorzaken van malabsorptie

A
  1. dunne darmprobleem (meestal)
  2. leverlijden
  3. pancreasinsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Andere term voor coeliakia

A
  1. niet tropische spruw
  2. glutensensitieve enteropahtie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is coeliakie?

A

Een immuungemedieerde inflammatoire ziekte van de dunne darm tgv blootstelling aan gluten bij gentisch susceptibele personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke histopatho tgv coeliakie? Waar?

A

Villusatrofie, begint in het duodenum en strekt tot jejunum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prevalentie coeliakie

A

1/200

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de frequenste aandoening van de dunne darm?

A

coeliakie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Genen die susceptibel maken voor coeliakie?

A

HLADQ2
HLADQ8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de trigger voor de immuunrespons bij coeliakie?

A

Het eiwit gliadine, dat vrijkomt bij afbraak van gluten in de brush border van de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvoor staat SIBO?

A

Syndrome of intestinal bacterial overgrowth

20
Q

Wat is SIBO

A

Te hoge concentratie aan bacteriën in de dunne darm

21
Q

Wat zijn bevorderende factoren voor SIBO?

A
  1. hypo- of achlorhydrie
  2. structurele afwijkingen dunne darm waardoor state dunne darmvocht
  3. verstoorde motiliteit / peristaltiek
22
Q

Wat gebeurt er bij SIBO

A

vroegtijdige en uitgesproken deconjugatie/dehydroxylatie van galzouten
-> te weinig om micellen te vormen -> vetabsorptie daalt + meer galzouten in colon (= osmotisch actief = galzoutdiarree)

23
Q

Symptomen van SIBO?

A

diarree/steatorree

24
Q

Gouden standaard om SIBO te diagnosticeren (maar wordt niet toegepast in praktijk)

A

> 10^5 kiemen/ml duodenaal vocht
+ anaëroben/ colonflora in de kweek

25
Waarmee kan men SIBO - in de praktijk - diagnosticeren
ademtest (vroege H2- piek bij glucose ademtest)
26
Behandeling SIBO?
1. causaal indien mogelijk 2. roterende AB-kuren 2 à 4 weken.
27
Wat is de rol van de bacteriën in de dikke darm?
Bacteriële vergisting van de onverteerde resten
28
Wat gebeurt er bij de bacteriële vergisting van onverteerde resten?
1. vorming van korte ketenzuren = energiebron darmcellen en bacterien 2. vorming van specifieke AZ/ vitaminen 3. gasvorming
29
Gluteneiwitten, nl ... , zijn resistent aan ... en dringen de darmwand binnen via ... en ... transport
gliadines Darmproteasen paracellulair transcellulair
30
Pathofys van gliadines
Gliadines 1. zorgt voor overexpressie IL-15 -> activeren intra-epitheliale lymfo's = cytotoxisch voor enterocyten -> geeft villusatrofie + compensatoire crypthypertrofie 2. migreert paracellulair naar LP -> tTG zet om in gedeamineerd gliadine -> bindt op antigenpresenterende cellen met HLADQ2 en HLADQ8 -> binding CD4-T-Cellen -> productie cytokines = cytotoxisch voor enterocyten
31
Wat doen de CD4-T's in coeliakie?
1. produceren cytokines die cytotoxisch zijn voor entero's 2. zetten plasmacellen aan tot productie anti-endomysium en anti-TG
32
Bij welke beelden moet men ook aan coeliakie denken?
1. onverklaarde ferriprieve anemie (=microcytair) 2. bij foliumzuurdeficiëntie 3. bij onverklaarde hardnekkige vermoeidheid 4. bij IBS
33
Wat is de meest voorkomende complicatie van niet-gediagnosticeerde coeliakie?
osteoporose
34
Wat zijn 2 vaak voorkomende geassocieerde aandoeningen met coeliakie?
1. DM1 2. dermatitis herpetiformis
35
Welke antilichamen testen we in serologie bij coeliakie vermoeden?
Anti-weefseltransglutaminase (IgA) Anti-endomysium (IgA)
36
Wanneer kan de coeliakie serologie vals negatief zijn? Alternatief?
Bij een IgA-deficiëntie (zeldzaam). Alternatief: gedeamineerde gliadinepeptide (IgG)
37
Wat is de gouden standaard in de diagnose van coeliakie?
Dundarmbiopsie van het duodenum
38
Waaraan denken bij refractaire coeliakie ?
adenoCA dunne darm dunne darm lymfoom (T-cel lymfoom)
39
Hoe wordt de diagnose bij lactose-intolerantie gesteld?
H2 - CH4 - ademtest
40
Wat zijn de functies van het intestinale microbioom?
- fermentatie niet verteerbare resten - intestinale immuniteit - bescherming tegen kolonisatie tegen oraal ingenomen enteropathogenen - productie vitamine K
41
De absorptie van geconjugeerde galzouten vindt plaats in het ...
terminale ileum
42
Bij resectie van een deel van het ileum zien we ... maar in de regel geen ...omdat er een ... is van de synthesecapaciteit van de lever voor galzouten, wat opnieuw bijdraagt aan de ...
galzoutendiarree steatorree/ gestoorde vetabsorptie compensatoire toename galzoutendiarree + meer lithogeen worden van gal
43
Bij ileale resectie ziet men snel een deficiëntie van ... omdat het ...
vitamine B12 vit-B12-IF in het ileum wordt geresorbeerd
44
Door de compensatoire toename van galzouten ziet men
galzoutendiarree meer galstenen (door meer lithogeen worden van gal) toename oxalaatabsorptie -> oxalurie -> oxalaatnierstenen
45
Galzoutendiarree wordt behandeld met
colestyramine (questran)
46
Wat zijn infectieuze oorzaken van chronische diarree met malabsorptie?
- giardia lamblia (na reis exotisch land) - wormen - cryptosporidium - tropisch spruw