A15: Het begin van staatsvorming en centralisatie Flashcards
4.3 De koning als opperste leenheer
Wat betekent Staatsvorming?
Het ontstaan van een centraal gezag dat binnen vaste grenzen het monopolie
uitoefent op oorlogvoering en rechtspraak.
Wat gebeurde er met de macht van de lokale heren na Karel de Grote?
Lokale heren steeds meer in geslaagd zich als onafhankelijke machthebbers in hun gebiedsdelen
te gaan gedragen.
De afstand tot de vorst was erg groot. Licht dat toe met twee voorbeelden.
De vorst zeggenschap uit handen gegeven.
Graaf of hertog namens de koning toezag op de rechtspraak in zijn gebied.
Leg uit wat het Rijkskerkenstelsel inhoudt en wie daar mee zijn begonnen.
De Ottonen (opvolgers van de Karolingen in Duitse landen) in 10e eeuw om meer grip op lokale
bestuur te krijgen,
Het bestuur in Duitse Rijk aan bisschoppen toe te vertrouwen,
Niet meer aan edelen.
Bisschoppen door de keizer benoemd.
Voor hun inkomen afhankelijk van hun functie.
Hun positie was niet erfelijk.
Rijkskerkerstelsel stortte ineen door het Concordaat van Worms (1122). Waarom?
Keizer moest zijn greep op de bisschopsbenoemingen prijsgeven. Bisschoppen werden voortaan door de kerk uitgekozen.
Ook doordat koningschap in Duitse Rijk niet erfelijk was, slaagden zij er niet meer in hun gezag blijvend over het hele rijk te vestigen.
Frederik Barbarossa (r. 1152 – 1190). Waar stond hij om bekend?
Slaagde erin grondbezit te ontnemen van een van de machtigste edelen in zijn rijk.
Barbarossa niet sterk genoeg om deze gebieden aan zijn eigen kroondomeinen te voegen.
Hij verdeelde ze onder andere edelen.
In Engeland, onder koning Willem van Normandië, was het anders geregeld. Waarom?
Wat zijn de kenmerken van de nieuwe structuur die hij invoerde?
Hij installeerden zijn Normandische edelen als heersende elite boven de inheemse bevolking.
Voegde nieuwe structuur in:
Bezittingen van zijn edelen over het hele rijk verspreid.
Elke edelman in directe leendienst van de koning.
In Domesday Book omvang van de landerijen en burchten van elke edelman van
hem in leen hield genoteerd.
De sheriffs toezien op de lokale rechtspraak = niet-adellijke koninklijke dienaren.
Vanaf 12e eeuw ook in andere landen probeerden koningen schriftelijk vast te leggen. Wat was het doel?
Zo verbonden zij aan het bezit van een feodum verplichtingen ten opzichte van
de vorst.
LEENPIRIAMIDE (Zie colleges!!!!)
…
LEENPIRIAMIDE (Zie colleges!!!!)
NB: Het ‘leenrecht’ steeds vaker schriftelijk vastgelegd.
In praktijk moest het worden afgedwongen.
…
Vanaf de 12e eeuw slaagden de Franse koningen uit het huis van Capet (opvolgers van Karolingen
in Frankrijk) steeds vaker erin om hun rechten als hoogste leenheer te verzilveren.
Wat waren de voordelen?
Konden positie doorgeven aan mannelijk erfgenaam.
Verantwoordelijkheid van de vorst bewaren van de Godsvrede benadrukt.
Gunstige bijkomstigheid: Einde aan invallen van de Vikingen en Moren.
Hierdoor lokale machthebbers eerder beschouwd als dwingende overheersers dan als welkome beschermheren.
Koning kon zich nu opstellen als bondgenoot van de lagere edelen.
Koning kon gebruik maken van dienaren die betaald werden voor hun werk,
Door het weer ontstaan van een geldeconomie.
Van hun trouwe dienst beter verzekerd.
Zo minder afhankelijk van de medewerking van zijn hoogste leenmannen.