A1 - 2 - Woordenlijst Thema 2 Flashcards
aanvraagformulier
application form
adres
address
formulieren
forms
afhaalbewijs
pickup receipt
afhalen
to pickup
alleenstaand
single
alstublieft
please
alvast
in advance
auto
car
bedankt
thanks
begrijpen
to understand
bij
at
binnen
within
boek
book
brengen
to bring
Burgerlijke staat
martial status
burgerservicenummer
Citizen Service Number
buurten
neighbourhoods
buren
neighbors
centrum
center
cursist
student
cursusboek
course book
dan
then
doen
to do
Duitsland
Germany
dus
so
eerst
first
even
just / for a moment
fiets
bicycle
formulier
form
gaan
to go
geboortedatum
birthdate
gedaan
done
gehuwd
married
geldig
valid
gemeente
municipality
getallen
numbers
getrouwd
married
goedemiddag
good afternoon
graag
I would like
haar
her
handtekening
signature
hebben
to have
heer
Mr.
heren
men
hier
here
huis
house
huizwerk
housework
hun
their
identiteitsbewijs
ID
ingevuld
completed
inschrijven
register
inschrijving
registration
invullen
fill in
jouw
your
jullie
you
kamer
room
kunnen
can (be able to)
kantine
canteen
de keer
the time
kijken
watch
kopie
copy
krijgen
to get
legitimatiebewijs
(government) ID
liggen
to lie (down)
luisteren
listening
maar
but
maken
to make
makkelijk
easy
meer
more
meneer
mister
mobiele
mobile
moeilijk
difficult
moet
must / have to
moeten
must / have to
momentje
a moment
de Nederlanders
the Dutch
nieuwe
new
nodig
needed
nodig hebben
to need
noteer
note
noteren
to make a note
nummer
number
oefenen
practice
om
to
ons
our
orde
order
in orde
in order / fine
pakketje
package
pakken
to take
paspoort
passport
persoonlijke
personal
persoonsgegevens
personal data
postcode
postcode
receptie
reception / front desk
rijbewijs
driving license
samenwonend
living together
de school
the school
slecht
bad
spreken
to speak
telefoonnummer
telephone number
terugkomen
come back / return
thuis
home
tijden
times
het uur
the hour
uw
your
vanavond
tonight
veel
much
versturen
to send
voor
for
de vriend
the friend
wachten
to wait
wanneer
when
de week
the week
weken
weeks
weer
again
de woonplaats
the residence
zaterdag
Saturday
zaterdagmiddag
Saturday afternoon
zeggen
to say
zetten
to put
zien
see
zijn
his