A1 - 1 - Kennismaken Flashcards
1
Q
A
2
Q
achternaam
A
Surname
3
Q
allemaal
A
All
4
Q
alles
A
Everything
5
Q
Amerika
A
America
6
Q
antwoord
A
Answer
7
Q
Argentinië
A
Argentina
8
Q
beantwoorden
A
Answer
9
Q
bedankt
A
Thanks
10
Q
begroeten
A
Greet
11
Q
bekende
A
Acquaintance
12
Q
ben (zijn)
A
13
Q
bent (zinj)
A
14
Q
bus
A
Bus
15
Q
buurman
A
Neighbour
16
Q
computer
A
Computer
17
Q
cursus
A
Course
18
Q
dag
A
Day
19
Q
dan
A
And
20
Q
dank
A
Thanks
21
Q
dat
A
That
22
Q
de
A
The
23
Q
dialoog
A
Dialogue
24
Q
dit
A
This
25
docent
Teacher
26
doeg
Bye
27
doei
Bye
28
en
And
29
Engels
English
30
fijn
Fine
31
foto
Photo
32
gaat
Goes
33
geef
Give
34
geen
None
35
geven
Give
36
goed
Good
37
goedanavond
Good evening
38
goedemiddag
Good afternoon
39
goedemorgen
Good morning
40
graag
Gladly
41
ha
Hi
42
hallo
Hello
43
hè
Hey
44
heb
45
hebben
Have
46
heet
47
helpen
To help
48
het
It
49
heten
To be called
50
hij
He
51
hoe?
How?
52
hoi
Hi
53
hoor
Hear
54
iets
Something
55
ik
I
56
in
In
57
informatie
Information
58
is
Is
59
ja
Yes
60
ja, hoor
Yes, of course
61
je
You
62
je
You
63
jij
You
64
jou
You
65
jullie
Jullie
66
kennen
To known
67
kennismaken
Getting to know you
68
kies
Choose
69
kiezen
To elect
70
kijk
Look
71
kijken
Look at
72
koffie
Coffee
73
kom
74
komen
To come
75
komt
76
kun
77
kunnen
Can
78
land
Country
79
landen
80
lezen
To read
81
lees mee
Read along
82
leuk
Nice
83
luister
Listen
84
mag
May
85
Mag ik je iets vragen?
Can I ask you something?
86
Marokko
meeelezen
87
meeelezen
Read along
88
met
of
89
Mexico
Mexico
90
mij
me
91
mijn
Mine
92
mogen
To be allowed to
93
naam
Name
94
natuurlijk
Naturally
95
Nederland
Netherlands
96
Nederlands
Dutch
97
nee
No
98
nu
Now
99
oefening
Exercise
100
oké
Okay
101
onmoeten
Meeting
102
ook
Also
103
op
On
104
op straat
On the street
105
pauze
Break
106
persoon
Person
107
plaats
Place
108
plaatsen
Places
109
prima
Fine
110
probleem
Problem
111
schrijven
To Write
112
sorry
Sorry
113
Spaans
Spanish
114
Spanje
Spain
115
spreken
To Speak
116
sterkte
Courage
117
straat
Street
118
straks
Soon
119
te
at
120
thee
tea
121
tot
to
122
tot straks
See you soon
123
Turkije
Turkey
124
u
You
125
uit
out
126
van
by
127
vandaag
128
vandan
Today
129
vekouden
cold
130
vervelend
annoying
131
voornaam
first name
132
vraag
ask
133
vragen
to ask
134
vrij
Free
135
vul in
Fill In
136
Waar komen ze vandaan?
Where do they come from?
137
waar?
Where?
138
Wat is je naam?
What is your name?
139
wat?
What?
140
we
We
141
wel
Well
142
welk?
Which?
143
welke?
Which one?
144
welkom
Welcome
145
werk
Work
146
Wie ben je?
Who are you?
147
wie?
Who?
148
wij
We
149
wil
Will
150
willen
Want
151
wonen
Live
152
woord
Word
153
ze
She
154
zij
She
155
zo
So
156
Wanneer?
When?
