8 - Zuren Flashcards

1
Q

Zure oplossing

A

pH lager dan 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neutrale oplossing

A

pH gelijk aan 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basische oplossing

A

pH hoger dan 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Indicatoren

A

Stoffen die in een zure oplossing een andere kleur hebben dan in een oplossing die niet zuur is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rood lakmoes kleurt

A

blauw in een basische oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Blauw lakmoes kleurt

A

rood in een zure oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lakmoes in een neutrale oplossing

A

behoudt de oorspronkelijke kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Universeel indicatorpapier

A

papier waarop een mengsel van verschillende indicatoren is aangebracht, die afhankelijk van de pH-waarde samen een continu verlopende kleurenreeks vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oplossing als indicator

A

oplossingen van kleurstoffen die bruikbaar zijn als indicator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omslagtraject

A

het pH-gebied waarin de indicator van kleur verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sterke zuren

A

Zuren die volledig splitsen in ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zwakke zuren

A

Zuren die niet volledig splitsen in ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Notatie sterke zuren

A

aflopende reactie, l + l naar aq + aq, als ionen in oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Notatie zwakke zuren

A

evenwichtsreactie, aq + l naar aq + aq, als het zuur zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Organische zuren

A

zuren met een koolstofskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meerwaardig zuur

A

zuur dat meerdere H+-ionen kan afstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Anorganische zuren

A

zuren zonder koolstofskelet

18
Q

Wat gebeurt er als je een zout in water oplost

A

het zout splitst in vrije ionen, die ionen reageren met het water tot een zuur

19
Q

Hoe reken je de pH uit

A

pH = -log[H3O+]

20
Q

Hoe reken je de [H3O+] uit

A

[H3O+] = 10 tot de macht -pH

21
Q

Significantie bij pH-berekeningen

A

het aantal significante cijfers in de [H3O+] is gelijk aan het aantal decimalen in de pH

22
Q

Kz

A

de zuurconstante

23
Q

Evenwichtsreacties

A

Reacties die tot een chemisch evenwicht leiden

24
Q

Chemisch evenwicht

A

een situatie waarin de snelheid van twee reacties gelijk is

25
Q

Insteltijd

A

De tijd tussen het begin van de reactie en het intreden van de evenwichtstoestand

26
Q

Homogeen evenwicht

A

De stoffen zijn in één fase aanwezig

27
Q

Heterogeen evenwicht

A

De stoffen zijn in meerdere fasen aanwezig

28
Q

De concentratiebreuk

A

bij a -> b, is het b delen door a

29
Q

Evenwichtsconstante

A

K, de constante waarde van de concentratiebreuk

30
Q

Evenwichtsvoorwaarde

A

K = b delen door a

31
Q

K hangt wel/niet af van 5

A

niet: druk, volume, concentratie uitgangsstoffen, aanwezigheid katalysator, wel: temperatuur

32
Q

Evenwichtsvoorwaarde bij heterogeen evenwicht

A

alleen gassen en aq, niet vaste stoffen

33
Q

Verdelingsevenwicht

A

heterogeen evenwicht, dynamisch evenwicht als er geen chemische reactie verloopt, Kv

34
Q

Oplosevenwicht

A

heterogeen evenwicht, Ks

35
Q

Wat heeft invloed op een verschuiving van een chemisch evenwicht

A

Concentratieverandering, volumeverandering, katalysator, temperatuur

36
Q

Invloed van de concentratieverandering

A

toevoegen beginstoffen = evenwicht naar kant reactieproducten en andersom

37
Q

Invloed van volumeverandering

A

bij volumeverkleining = evenwicht naar kant met minste deeltjes, bij volumevergroting = evenwicht naar kant met meeste deeltjes

38
Q

Invloed van een katalysator

A

geen invloed op de samenstelling van het evenwichtsmengsel, de insteltijd wordt kleiner

39
Q

Invloed van de temperatuur

A

de waarde van K verandert, bij temperatuurverhoging = evenwicht verschuift naar endotherme kant, bij temperatuurverlaging = evenwicht verschuift naar exotherme kant

40
Q

Aflopend evenwicht

A

bij een chemisch evenwicht wordt voortdurend één van de stoffen aan het reactiemengsel ontrokken, dus het evenwicht loopt af naar de kant waar die stof staat