6 - Koolstofverbindingen - naamgeving Flashcards
1
Q
CH4
A
methaan
2
Q
C2H6
A
ethaan
3
Q
C3H8
A
propaan
4
Q
C4H10
A
butaan
5
Q
C5H12
A
pentaan
6
Q
C6H14
A
hexaan
7
Q
C7H16
A
heptaan
8
Q
C8H18
A
octaan
9
Q
C9H20
A
nonaan
10
Q
C10H22
A
decaan
11
Q
CH3 (zijgroep)
A
methyl
12
Q
CH3 - CH2 (zijgroep)
A
ethyl
13
Q
CH3 - CH2 - CH2 (zijgroep)
A
propyl
14
Q
CH3 - CH - CH3 (zijgroep)
A
isopropyl of (1-methylethyl)
15
Q
ethanol
A
alcohol
16
Q
benzenol (sysematisch)
A
fenol (triviaal)
17
Q
ethaan-1,2-diol
A
glycol
18
Q
propaan-1,2,3-triol
A
glycerol
19
Q
methaanzuur
A
mierenzuur
20
Q
ethaanzuur
A
azijnzuur
21
Q
propaanzuur
A
(propionzuur)
22
Q
butaanzuur
A
boterzuur
23
Q
pentaanzuur
A
valeriaanzuur
24
Q
dodecaanzuur
A
laurinezuur
25
octadecaanzuur
stearinezuur
26
dubbelgebonden O en OH
carbonzuren, alkaanzuren, -(carbon)zuur
27
dubbelgebonden O en O tussen C'tjes
esters, alkylalkanoaten, -oaat of omschrijving
28
dubbelgebonden O op het eind
Aldehyden, alkanalen, oxo- en -al
29
dubbelgebonden O in het midden
Ketonen, alkanonen, oxo- en -on
30
één OH groep
Alcoholen, alkanolen, hydroxy- en -ol
31
OH-groep aan een benzeenring
Fenolen, hydroxy- en -ol
32
N-atoom
Aminen, amino- en -amine
33
O tussen C'tjes
Ethers, alkoxyalkanen, alkoxy-
