6.5 Dē Alcmēnā et Amphitryōne Flashcards

1
Q

Iam fulgēbant facēs, iam audiēbātur hymenaeus.

A

Reeds brandden de fakkels, reeds werd het bruidslied gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alcmēna, quae flammeum et pallam induerat, saltantēs hospitēs spectābat.

A

Alcmene, die haar bruidssluier en bruidsmantel had aangetrokken, bekeek de dansende gasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Recēns nupta contrā nōn gaudēbat: immō, dolēbat frātrēs nūper in bellō occīsōs esse.

A

De kersverse bruid was anderzijds niet blij: integendeel, ze betreurde dat haar broers onlangs in de oorlog gedood waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Post nuptiās Alcmēna concumbere marītō recūsāvit.

A

Na de bruiloft weigerde Alcmene te slapen met haar man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Amphitryōnī dīxit: ‘Dā documentum amōris tuī: vindicā mortēs frātrum meōrum.’

A

Ze zei tegen Amphitryon: ‘Geef het bewijs van jouw liefde: wreek de dood van mijn broers.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Amphitryōn sociōs quaesīvit et in bellum profectus est.

A

De volgende dag veranderde Jupiter, die gegrepen was door zijn liefde voor Alcmene, zich in Amphitryon en daalde af van de Olympusberg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Posterō diē Iuppiter amōre Alcmēnae captus sē in fōrmam Amphitryōnis vertit et dē Olympō dēscendit.

A

Amphitryon zocht bondgenoten en vertrok naar de oorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dum Amphitryōn cum hostibus pugnat, Alcmēna inopīnātum reditum mīrāta deum recēpit.

A

Terwijl Amphitryon met de vijanden vocht, ontving Alcmene, (die) verwonderd (was) over de onverwachte terugkeer, de god.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ille narrāvit dē pugnā, virtūte, victōriā: sē hostium cōpiās paene vīcisse.

A

Hij vertelde over het gevecht, zijn dapperheid, de overwinning: dat hij de troepen van de vijanden bijna had verpletterd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alcmēna Iovem coniūgem habuit et eum in lectō accēpit.

A

Alcmene beschouwde Jupiter als haar echtgenoot en ontving hem in haar bed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Iuppiter autem tam libēns cum eā concubuit ut sōlem oriri vetāret bis.

A

Jupiter sliep echter zo graag met haar samen, dat hij de zon verbood op te komen, wel tweemaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alcmēna autem: ‘Cūr,’ inquit, ‘tam subitō abīs?

A

’s Morgens zei Jupiter: ‘Alcmene, nu is het nodig dat ik onmiddellijk van hier terugkeer naar mijn troepen.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noctem ūnam modo apud mē mānsistī!’

A

Alcmene zei echter:‘Waarom ga je zo plotseling weg?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Iuppiter autem respondit: ‘Nēmō umquam uxōrem suam tantopere amāvit: sed imperātor adesse ad exercitum dēbēo.’

A

‘Je bent slechts één nacht bij mij gebleven!’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Paulō post Amphitryōn ā bellō rediit spērāvitque adventum suum ab uxōre optātum esse.

A

Jupiter antwoordde echter: ‘Niemand heeft ooit zozeer van zijn echtgenote gehouden: maar als opperbevelhebber moet ik aanwezig zijn bij mijn leger.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Narrāre enim cupīvit dē pugnā, virtūte, victōriā.

A

Een beetje later keerde Amphitryon van de oorlog terug en hoopte dat zijn komst door zijn echtgenote gewenst was.

17
Q

Alcmēna autem: ‘Unde venīs?

A

Want hij wilde graag vertellen over de strijd, zijn dapperheid, zijn overwinning.

18
Q

Cūr nōn abistī ad legiōnēs,’ ait, ‘ut modo mihi dīxistī?

A

Maar Alcmene zei: ‘Vanwaar kom je?Waarom ben je niet weggegaan naar je legioenen, zoals je mij zojuist gezegd hebt?

19
Q

Auspiciumne tē continet an tempestās?’

A

Houdt een voorteken je tegen of een storm?’

20
Q

Amphitryōn: ‘Dēlīrās! Tūne mē modo hīc vīdistī?’

A

Amphitryon zei: ‘Je vertelt onzin! Heb jij mij hier zojuist gezien?’

21
Q

Alcmēna: ‘Ego tē herī advenientem et salūtāvī, mī vir, et manum prehendī.

A

Alcmene zei: ‘Ik heb jou, mijn man, toen je hier gisteren aankwam én begroet én je hand vastgenomen.

22
Q

Immo, tū mēcum concubuistī.’

A

Integendeel, je hebt met mij geslapen.’

23
Q

Tandem intellēxit Amphitryōn deum aliquem prō sē adfuisse.

A

Amphitryon begreep uiteindelijk dat een god in zijn plaats aanwezig geweest was.

24
Q

Postea Alcmena a Iove compressa peperit Herculem.

A

Later zette Alcmene, die door Jupiter zwanger gemaakt was, Hercules op de wereld.