6 De Mens In Het Landschap Flashcards

1
Q

Hoe kan je veranderingen die de mens aanbrengt in het landschap beschouwen?

A

Als landschapsvormende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij het beschrijven van de cultuurhistorie van het landschap wordt onderscheid gemaakt in

A
  1. Historisch bodemarchief
  2. Historische geografie
  3. Historische bouwkunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke periode is het merendeel van de vuurstenen werktuigen van jagers-verzamelaars afkomstig?

A

Uit de laatste periode van de laatste ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In West-Nederland zijn weinig of geen bewoningsplaatsen uit het mesolithicum bekend, omdat…

A

Het gebied met dikke lagen sediment bedekt geraakt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar leefden de gedomesticeerde huisdieren uit het Neolithicum

A

zowel in het bos als in de open ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit het Neolithicum zijn veel sporen bewaard in het bodemarchief. Oorzaak hiervan is voornamelijk

A

Het feit dat de mensen veel meer een vaste woonplaats kregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer ontstonden in Nederland de eerste heidevelden en stuifzanden als gevolg van menselijke ontginningsactiviteiten?

A

Het Neolithicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De Bronstijd is gekenmerkt door het gebruik van de relatief harde koper-tin legering brons. In Nederland was men voor de productie van brons aangewezen op

A

De invoer van grondstoffen over relatief grote afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er zijn betrekkelijk weinig ijzeren voorwerpen uit de IJzertijd in de grond bewaard gebleven. Waardoor komt dat?

A

De sterkte oxidatie van ijzer als het aan de lucht wordt blootgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In Zuidwest Nederland begon in de IJzertijd de winning van

A

Zeezout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In het noordelijk zeekleigebied ontstonden in de IJzertijd

A

Terpen of wierden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ten noorden van de grote rivieren drong de Romeinse invloed door als gevolg van

A

Handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vanaf de 10e eeuw behoorde het grondgebied van het huidige Nederland tot

A

Het Duitse rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De belangrijkste ontginningsactiviteiten in de Late Middeleeuwen zijn

A

Kappen van reeds geregenereerd bos op de hoge zandgronden en het ontginnen van veengebieden in West-Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het gemeenschappelijk agrarisch gebruik van de grond werd vanaf de Late Middeleeuwen geregeld middels de

A

Marke-organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tot de 14e eeuw zijn de belangrijkste middeleeuwse verdedigingswerken

A

Burgen, schansen, ringwallen en landveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een landbouwkundige innovatie met cruciale gevolgen voor de inrichting van met name arme zandgebieden is

A

De introductie van de kunstmest

18
Q

Laaggelegen, natte gronden zijn vrijwel uitsluitend in gebruik voor

A

Weidebouw

19
Q

Boomgaarden in het rivierengebied liggen vaak op oeverwallen. De bodem van de oeverwallen is gunstig voor fruitteelt omdat

A

De lichte zavelbodems goed doorlatend zijn maar ook een goed vochtleverend vermogen hebben door capillaire opstijging

20
Q

Bloembollenteelt vindt onder andere plaats op afgegraven strandwallen in de bloembollenstreek op de grens van Noord- en Zuid-Holland. Factoren die een rol spelen in de geschiktheid zijn:

A

Kalkrijkdom, doorlatendheid, bewerkbaarheid en ligging bij Schiphol

21
Q

Het akkerland van de hogere mineraalarme zandgronden kon slechts in stand gehouden worden dankzij

A

Zware bemesting met schapenmest

22
Q

Het ontstaan van zandverstuivingen is veelal het gevolg van

A

Overbeweiding

23
Q

Maatregelen die bij ruilverkaveling en landinrichting doorgaans werden genomen zijn

A

Verkaveling, ontsluiting, waterbeheersing, schaalvergroting, bedrijfsbeëindiging, boerderijverplaatsing en utiliteitsvoorzieningen

24
Q

Men erkent inmiddels het ongewilde effect van ruilverkaveling

A

Het landschap is ecologisch, esthetisch en cultuurhistorisch verarmd

25
Q

In het zandgebied heten de oorspronkelijke verbindingen voor de schaapskudden tussen de potstallen en de heidevelden…

A

Dreef of drift

26
Q

Bij goed waarnemen, met bijv gedetailleerde hoogtemodellen uit het Actueel Hoogtebestand Nederland, zijn lokaal brede karrenspoorzones in het landschap herkenbaar. Achterliggende reden voor het ontstaan van deze zones is

A

Het feit dat tot ver in de 18e eeuw de meeste wegen onverhard waren

27
Q

Aanplant van bossen komt voor sinds

A

15e en 16e eeuw

28
Q

Wilgentenen of rijshout dat geoogst werd op de grienden werd gebruikt voor het maken van zinkstukken. Deze werden gemaakt ten behoeve van…

A

Dijkaanleg en dijkonderhoud

29
Q

Karakteristieke dorpen voor de Nederlandse zandgebieden zijn

A

Esdorpen

29
Q

Het ontstaan van steden kan uiteenlopende oorzaken hebben. Steden die van een dijkdorp zijn uitgegroeid als gevolg van een belangrijke waterstaatkundige constructie om buiten - en binnenwater van elkaar te scheiden zijn meestal…

A

Damsteden

30
Q

Doordat de steden niet mee konden groeien met de bevolkingstoename ontstonden

A

Forensenplaatsen

31
Q

De afgelopen decennia wordt steeds meer duurzame energie opgewekt in Nederland. Meestal in de vorm van

A

Wind- en zonne-energie

32
Q

De kansrijkdom voor het aantreffen van archeologische resten in de ondergrond is weergegeven op de

A

IKAW

33
Q

Stroken verkaveling zonder bewoning op de kavels kwam voor op de essen. Deze is verdwenen als gevolg van

A

ruilverkaveling

34
Q

Gebieden die rond het jaar 1000 moerassig waren met een veenondergrond zijn ontgonnen in

A

Strokenverkaveling

35
Q

Het grootste deel van de zandgronden wordt ingenomen door het agrarisch cultuurlandschaptype

A

Esdorpenlandschap

36
Q

In het kampenlandschap of oude hoevenlandschap zijn vanouds veel

A

Hagen, boomsingels en houtwallen

37
Q

Kanalen en wijken in de hoogveenontginningen dienden om

A

Het veen te ontwateren en de afgegraven turf af te voeren

38
Q

Maatregelen die bij een ruilverkaveling doorgaans werden genomen zijn

A

Waterbeheersing, herverkaveling en ontsluiting

39
Q

Afgegraven strandwallen waar oa bloembollen worden geteeld noemt met

A

geestgronden