6. De bijwoorden Flashcards
cur
waarom
procul
ver; van ver
nunc
nu
tamen
toch
hic
hier
mox
weldra
ne…quidem
zelfs niet
simul
tegelijk
item
op dezelfde manier; ook
sic
zo
haud
helemaal niet
interea
intussen
statim
dadelijk
magis
meer
multo of multum
veel
quo
waarheen
praeterea
bovendien
post(ea)
later
vix
nauwelijks
quippe
immers
hinc
van hier
saepe
dikwijls
tam
zo; zozeer
ubi
waar; (daar) waar
nondum
nog niet
paulo of paulum
een beetje
longe
ver; veruit
deinde
daarna
quoque
ook
quantum
hoeveel; (zoveel) als
bene
goed
paene
bijna
iam
al; dadelijk
semper
altijd
ante(a)
vroeger
primo of primum
eerst; voor het eerst
huc
hierheen
quam
hoe; (zo) als
nuper
onlangs
tandem
eindelijk; uiteindelijk
undique
van overal; aan alle kanten
prope
dichtbij
itaque
daarom; en zo
unde
vanwaar; (vandaar) …
vanwaar
posterius
later
adhuc
tot nu toe; nog altijd
plerumque
meestal
frustra
tevergeefs
subito
plotseling
circiter
ongeveer
satis
genoeg; nogal
inde
vandaar; daarna; daarom
tum of tunc
op dat moment; dan
rursus
opnieuw
numquam
nooit
fere
bijna; meestal
quasi
als het ware
potius
eerder; liever
ibi
daar
eo
daarheen
tantum
zoveel; alleen maar
usque
ononderbroken
diu
lange tijd
parum
onvoldoende
omnino
helemaal
quondam
ooit
illic
daar
denique
tenslotte
ita
zo
olim
eens
una
samen
forte
toevallig
quidem
weliswaar; tenminste; meer
etiam
ook; zelfs; nog
modo
slechts; zojuist
interim
intussen
contra
ertegenover; anderzijds