6 Flashcards
Mesangiale cellen
spiercellen om het endotheel heen
Macula densa
Gespecialiseerde epitheelcellen tALH die contact hebben met het glomerulus, grote celkern (tubuloglomerulaire feedback mechanisme)
Granulaire cellen
In de wand van het afferent arteriole zijn gespecialiseerde gladde spiercellen die Renine hebben opgeslagen
ADH
anti diuretisch hormoon, anti plas
SCr
Een afvalproduct van het creatine metabolisme in sierweefsel
GFR
Glomerular filtration rate
Zeef coefficient
Bepaalde de permeabiliteit van een stof door een filter, afhankelijk van lading en grootte. 1: laat alles door, 0: niet doorlaatbaar
RBF
Renale blok flow, 1 L per min (20% van CO)
Hysterese
Als het verband tussen oorzaak en gevolg niet alleen afhangt van de grootte van de oorzaak, maar ook van de richting waarin de oorzaak veranderd
ACD
Analoog naar digitaal converter
Dialyse
Diffusie door eenfilter (selectief)
Convectie
Ultrafiltratie met deeltjestransport
Acidose
pH < 7,35 in bloed
Alkadose
pH > 7,45 in bloed
Zuur
kan H+ doneren
Base
Kan H+ binden
Buffer
Voorkomt dat pH te veel varieert, door H+ op te nemen of af te staan. Zuur + base. bv: bicarbonaat HCO3-
Henderson-hasselbalch
pH is afhankelijk van de verhouding van bicarbonaat en koolstofdioxide
Perifere receptoren
Zitten in het arterieel systeem en zijn vooral gevoelig voor een te laag pO2
Centrale receptoren
Liggen in de medulla achter de bloed-brein-barriere (BBB) H+ en HCO3- passeren BBB niet, reageren vooral op een te hoog pCO2
Slowly adapting pulmonary stretch receptors
In de bronchiën, detecteren de rek op de long (en dus volume), voorkomen overrek (hyperinflatie door Hering-breuer-reflex)
Rapidly adapting pulmonary stretch (irritant) receptor
reageren op chemische en mechanische stimuli, een mogelijke rol in inflammatie
C-fiber receptoren
eindigen in alveoli en kleine bronchiale. Reageren op chemische en mechanische stimuli. resulteert in rapid shallow breathing en bronchocontrictie
Anion gap
Natrium-Chloor-Bicarbonaat
ACF
Extra cellulair volume
Stressed volume
Effectief circulerend volume
SIADH
Syndrome of inappropriate secretion of antidiuretic hormone ADH afgifte onafhankelijk van plasma osmolariteit. Te veel ADH, hoge osmolariteit van urine. Hyponatriemie
DI
Diabetes insipidus, geen ADH. Plast heel veel, lage osmolariteit van urine. Hypernatriemie.