5C FN Flashcards

1
Q

Je fais un geste pour la planète.

A

Ik doe iets voor de (onze) planeet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je voudrais réaliser un projet de classe sur les problèmes d’environnement.

A

Ik zou met mijn klas een project over milieuproblemen willen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nous pourrions écrire une lettre ouverte à Monsieur le maire.

A

Wij zouden een open brief aan de burgemeester kunnen schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

J’ai décidé de devenir membre du WWF.

A

Ik heb besloten lid te worden van het Wereldnatuurfonds.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nous mangeons de la cuisine végétarienne/des produits-bio.

A

Wij eten vegetarisch/biologische producten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

J’essaie de diminuer ma consommation d’électricité et d’eau.

A

Ik probeer minder elektriciteit en water te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

J’ai achète plus de produits écologiques et je prends moins souvent la voiture.

A

Ik koop meer ecologische producten en neem minder vaak de auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je préfère prendre mon vélo pour les petits déplacements.

A

Ik gebruik liever mijn fiets voor korte afstanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Il faut éteindre la télévision/l’ordinateur au lieu de la/le laisser en veille.

A

Je moet de tv/computer niet stand-by laten staan, maar uitzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nous donnons nos cartouches d’encre à recycler.

A

Wij leveren gebruikte inktpatronen in voor recycling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Il faut diminuer les déchets en utilisant moins de plastique.

A

We moeten de afvalberg verminderen door minder plastic te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Le gouvernement/les autorités

A

De regering/de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

On a créé l’Éco-Parlement pour faire prendre conscience aux jeunes de l’importance de l’environnement.

A

Men heeft het Eco-Parlement opgericht om jongeren bewust te maken van het belang van het milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Le gouvernement peut imposer une sobriété énergétique.

A

De regering kan energiebesparende maatregelen opleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ce serait une bonne chose de stimuler l’élevage écologique.

A

Het zou goed zijn milieuvriendelijke landbouw te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Le gouvernement doit favoriser le transport en commun/décourager l’utilisation de la voiture.

A

De regering moet het openbaar vervoer stimuleren/het autogebruik ontmoedigen.

17
Q

Il faudrait préserver la nature au coeur de la ville.

A

Men zou de natuur midden in de stad moeten beschermen.