5B FN Flashcards

1
Q

Quel sont les problèmes écologiques actuels?

A

Wat zijn de huidige milieuproblemen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Les émissions de gaz causent la pollution de l’air.

A

De uitstoot van CO2 veroorzaakt de luchtvervuiling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

La pollution a pour conséquence un réchauffement climatique.

A

De vervuiling veroorzaakt opwarming van de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tout le monde parle de l’effet de serre.

A

Iedereen heeft het over het broeikaseffect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pourquoi le niveau des mers monte-t-il?

A

Waardoor stijgt de zeespiegel?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Selon moi, c’est à cause de la fonte des glaciers.

A

Volgens mij komt dat door het smelten van de gletsjers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Qu’est-ce que tu penses de l’abattement des arbres?

A

Wat vind jij van het kappen van bomen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je pense que la déforestation cause des inondations.

A

Ik denk dat de ontbossing overstromingen veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je trouve ça horrible que beaucoup de plantes et d’espèces animales soient menacées/disparaissent.

A

Ik vind het verschrikkelijk dat veel planten en diersoorten worden bedreigd/verdwijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Quels sont les développements positifs dans le domaine écologique?

A

Wat zijn de positieve ontwikkelingen op het gebied van het milieu?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Quelles sont les mesures prises par le gouvernement dans la lutte contra la pollution?

A

Welke maatregelen tegen vervuiling worden genomen door de regering?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Un bon exemple est celui des bus fonctionnant à l’hydrogène. Ils sont moins polluants.

A

Een goed voorbeeld is die van bussen die op waterstof rijden. Ze zijn minder vervuilend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Des voitures économiques sont dotées d’une étiquette-énergie.

A

Zuinige auto’s hebben een energie-etiket.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Certaines entreprises prennent des mesures pour protéger l’environnement.

A

Sommige bedrijven nemen milieumaatregelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Il est nécessaire d’économiser de l’électricité/de l’eau.

A

Het is noodzakelijk om elektriciteit/water te besparen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

À mon avis, il faudrait acheter uniquement des produits écologiques.

A

Ik vind dat we alleen maar milieuvriendelijke producten zouden moeten kopen.

17
Q

Beaucoup d’organisations se mobilisent/s’engagent pour l’environnement.

A

Veel organisaties zetten zich in voor het milieu.

18
Q

Toi aussi, tu peux faire quelque chose pour protéger l’environnement!

A

Ook jij kunt iets doen om het milieu te beschermen!

19
Q

Il faut agir!

A

We moeten iets doen!

20
Q

Qu’est-ce que tu voudrais/pourrais faire?

A

Wat zou jij willen/kunnen doen?