5.4 Spieren Flashcards

1
Q

Hoe zitten spieren vast aan botten

A

skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De spier bestaat uit een aantal ……

A

spierbundels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spierbundels bestaan uit?

A

spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spiervezels bestaan uit?

A

samensmelting van heel veel spiercellen en veel celkernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Elke spierbundel is omgeven met?

A

bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ook om de hele spier ligt een laag bindweefsel, hoe heet dat

A

spierschede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan de beide uiteinden van de spier gaat het bindweefsel van de spierschede over in ……

A

pezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De plaats waar een pees aan een bot vastzit heet?

A

aanhechtingsplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

werking van een spier - hoe ontstaat beweging

A

De spier krijgt een seintje van zenuwcellen. Hierdoor trekken de spiervezels samen en wordt de spier korter en dikker. De spier trekt dan de botten waar hij aan vastzit naar elkaar toe. Zo ontstaat beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je hebt 2 spieren nodig om botten van elkaar af te bewegen

A

buigspier en de strekspier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ander woord voor buigspier

A

biceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ander woord voor strekspier

A

triceps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft noem je……

A

antagonistisch paar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly