5 overervingswijzen Flashcards

0
Q

wat zijn oligogene kenmerken ?

A

Kenmerken die geassocieerd zijn met enkele kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wat zijn monogenetische kenmerken ?

A

Kenmerken of ziektebeelden die veroorzaakt worden door 1 gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn polygene kenmerken ?

A

Kenmerken die geassocieerd zijn met vele genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn complexe/multifactoriele kenmerken ?

A

Dit zijn oligogene en polygene kenmerken.

Deze worden zo genoemd omdat hier vaak ook omgevingsfactoren een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe kan men een verticale transmissie herkennen ?

A

Het kenmerk komt voor in elke generatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe kan men een autosomaal dominant kenmerk herkennen ?

A

1) het kenmerk komt voor in elke generatie: vertikale transmissie
2) kenmerk komt zowel bij mannelijke als vrouwelijke dieren voor met vergelijkbare frequentie
3) een aangetast individu heeft 1 aangetaste ouder
4) het kenmerk komt statistisch bij de helft van de nakomelingen voor als 1 der ouders aangetast is (herhalingsrisico 50%). Dit wordt geïllustreerd door het Punnett vrierkant dat kan opgesteld worden.
5) Vader op zoon overerving kan voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geef 2 voorbeelden van een autosomaal dominante overerving

A

polydactyly, achondroplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geef de belangrijkste kenmerken van autosomale recessieve overerving

A

1) kenmerk komt meestal maar in 1 generatie voor: horizontale transmissie (het zijn kenmerken die kunnen opduiken in een stamboom zonder voorgaande).
2) kenmerk komt zowel bij mannen als vrouwen voor met vergelijkbare frequentie
3) vaak een graad van verwantschap (consanguiniteit) waar te nemen bij de ouders.
4) ieder mens drager van vijftal letale recessieve aandoeningen.
5) het herhalingsrisico is 25% hetgeen ook blijkt uit het punnettvierkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geef 2 voorbeelden van een autosomaal recessieve overerving

A

bij de mens: ziekte van van Buchem

bij dieren: bovine syndactyly (muildiervoet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de kenmerken van een X-gebonden recessieve overerving

A

1) kenmerk komt alleen voor bij mannelijke
2) Er worden vaak generaties overgeslagen
3) nooit transmissie van vader op zoon
4) de zonen van de draagster hebben 50% kans het kenmerk te bezitten, de dochter 0% zoals kan vastgesteld worden in de respectievelijke Punnettvierkanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van X-gebonden dominanten overerving ?

A

1) kenmerk dubbel zo frequent voor bij vrouwen dan bij mannen
2) er worden geen generaties overgeslagen
3) vader-zoon transmissie wordt niet waargenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de kenmerken van Y-gebonden overerving ?

A

1) kenmerk komt alleen bij mannen voor
2) er worden geen genaraties overgeslagen
3) overerving gebeurt enkel van vader op zoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verklaar mitochondriële overerving

A

Mitochondriën hebben eigen DNA molecule waar ook iets mis mee kan gaan.
De overerving van kenmerken geassocieerd met mitochondrieel DNA gaan slechts langst de maternale lijn, met andere woorden er kan enkel een overerving van moeder op kind worden waargenomen.
Mannen kunnen hun mitochondrieel DNA niet doorgeven omdat spermacellen slechts enkele mitochondrien bezitten die de eicel niet kunnen binnendringen.
Tussen verschillende aangetaste familieleden kan een sterke variatie aangetroffen worden in de ernst van de kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe komt het dat de mutatiesnelheid van mitochondrieel DNA zoveel hoger is ?

A

Dit komt door het ontbreken van een herstelmechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke ziektebeelden komen veel voor bij mitochondriele afwijkingen ?

A

Deze tasten vooral weefsels aan die ATP afhangkelijk zijn (neuronen, spierweefsel,…).
Ziektebeelden: doofheid, blindheid, diabetes, epilepsie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke factoren compliceren de overervingspatronen ?

A

1) nieuwe mutaties: als er plots een aangetast individu wordt aangetroffen zonder voorgaande reden zal men eerst denken aan een recessieve aandoening maar het kan ook zijn dat er een nieuwe mutaties is gebeurd.
2) kiemlijnmosaicisme: somatische mutatie die tijdens de ontwikkelingsface optreed, kunnen ervoor zorgen dat een individu mozaïek is voor een mutatie en deze dus draagt in een gedeelte van zijn/haar cellen.
3) verminderde penetrantie
4) fenocopie: een ziekte binnen een familie kan veroorzaakt worden door een andere genetische oorzaak, hetzij in hetzelfde gen of in een ander gen.
5) leeftijdsafhangkelijke penetratie: bepaalde ziektebeelden zullen slechts klinisch duidelijk worden op hogere leeftijd
6) genomische imprinting: ipv dat beide copijen van een gen in gelijke maten tot expressie komen zal enkel 1 van beide copijen tot expresie komen
7) aniticipatie en repeatverlenging: sommige aandoeningen worden van generatie tot generatie erger. Dit wordt veroorzaakt door door de verlenging van korte herhalingssequenties van een gen.

16
Q

wat is horizontale transmissie ?

A

kenmerk komt meestal maar in 1 generatie voor

17
Q

wat is kiemlijnmosaicisme?

A

Somatische mutaties die tijdens de ontwikkeling optreden, kunnen ervoor zorgen dat een individu mozaïek is voor een mutatie en deze dus draagt in een gedeelte van zijn/ haar cellen. Indien een gedeelte of alle geslachtscellen de mutatie dragen maar deze biet aanwezig is in andere cellen in het lichaam kan dit tot verkeerde conclusies leiden bij genetische tests.

18
Q

wat is verminderde penetrantie ?

A

individuen kunnen genetisch voorbestemd zijn om een erfelijke aandoening te krijgen zonder effectief de klinische symptomen te vertonen.

19
Q

wat zijn fenocopien ?

A

Bij relatief frequente aandoeningen dient men er rekening mee te houden dat het niet uitgesloten is dat er zich binnen een familie waarin een erfelijke aandoening segregeert een patiënt met dezelfde ziekte kan aanwezig zijn die echter veroorzaakt wordt door een andere genetische oorzaak, hetzij in hetzelfde of in een ander gen.
Dergelijk individu noemen we dan een fenocopie.

20
Q

beschrijf leeftijdsafhankelijke penetrantie

A

bepaalde ziektebeelden zullen slechts klinisch duidelijk worden op hogere leeftijd, dit vertaalt zich dan in het feit dat in de jongere generaties nog geen patiënten kunnen gedetecteerd worden vermits ze de gemiddelde aanvangsleeftijd nog niet bereikt hebben.
Bij risicoberekening voor niet aangetaste individuen binnen de stamboom zal men rekening moeten houden met de leeftijd en het restrisico dat een individu heeft op een bepaalde leeftijd.
Indien de ziekteveroorzakende mutatie gekend is, wordt het mogelijk om een presymptomatische test aan te bieden.

21
Q

bespreek genomische imprinting

A

Bij sommige genetische kenmerken komt slechts 1 van beide copijen tot expresie, hetzij het maternale of het parentale. In dit geval spreekt men van <>.

22
Q

geef een voorbeeld van een ziekte die te maken heeft met genomische imprinting

A

Prader-Willi en Angelman syndroom. Dit zijn 2 verschillende ziektebeelden met identieke genetische afwijking maar afhankelijk of ze via maternale of paternale overerving ontstaan zijn.
Angelmansyndroom: maternale chromosoom
Prader-Willi: paternale chromosoom

23
Q

Bespreek anticipatie en repeatverlenging

A

voor sommige erfelijke aandoeningen heeft men vastgesteld dat deze van generatie tot generatie ernstiger worden. Dit verschijnsel noemt men anticipatie en kan zich uiten in veranderde klinische symptomen of een vervroegde aanvangsleeftijd.
Recent heeft men voor een aantal ziekten kunnen aantonen dat daarvoor een biologische basis is. Deze ziektebeelden worden veroorzaakt door een verlenging van een korte herhalingssequentie die zich in het vertaalde of onvertaalde gebied van een gen bevindt.

24
Q

geef een voorbeeld en bespreek dit van anticipatie:

A

myotone dystrofie:
Deze wordt veroorzaakt door CTG herhaling in 3’ onvertaalde regio.
5-30 copijen: normaal
50-100 copijen: onstabiel zorgt voor mild of niet aangetast individu
100- >1000 copijen: aangetast
Er is een duidelijke correlatie tussen het aantal herhalingen en de ernst van de ziekte.
Het aantal herhalingen neemt toe van generatie tot generatie.
Door de verlengde repeat gaat het mRNA niet uit de nucleus geraken en kan er dus geen functioneel eiwit gevormd worden.

25
Q

Bespreek het fragiele X syndroom

A

Is een voorbeeld van anticipatie.
Is verantwoordelijk voor 40% van alle X-gebonden vormen van mentale retardatie.
Vaak worden breuken vastgesteld in het X-chromosoom.
X-gebonden dominante overerving met verminderde pentrantie (vrouwen mild aangestast).
Veroorzaakt door CGG herhaling in 5’ onvertaald gebied).
5-50 copijen: normaal
50-200 copijen: premutatie
vanaf 200 copijen: volledige mutatie

26
Q

bespreek de ziekte van Huntington

A

Is een voorbeeld van anticipatie.
Dit is een progressief motorische en cognitieve aftakeling op latere leeftijd die veroorzaakt wordt door een CAG herhaling die verlengd is en gelegen is het coderend gedeelte van het gen.
39: zeer mutabel en zeker aangedaan

27
Q

bespreek de ziekte van Buchem

A

Is autosomaal recessief overervend.
Geeft een vergroting van de onderkaak en een verdikking van de schedel, hierdoor gaan de craniale zenuwen afgekneld raken wat resulteert is gelaatsverlamming en gehoorverslies.
De prevalentie is zeer laag namelijk maar 25 tot 30 patiënten ter wereld waarvan 11 in een klein dorp in Nederland.