5-10 Flashcards

1
Q

2,95 + 29,4. Welke is de belasting?

A

2,95

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het belastbaar inkomen?

A

Loon + eigenwoningforfait -/- hypotheekrente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Marginaal inkomen

A

Het belastingpercentage over de laats verdiende euro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bereken je het gemiddelde tarief?

A

Belastingbedrag
——————– x 100%
Belastbaar inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat box 1?

A

Inkomen uit werk en woning; loon, pensioen, uitkering, winst uit eigen onderneming en eigenwoningforfait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat box 2?

A

Inkomen uit aanmerkelijk belang; voor mensen die ten minste 5% van de aandelen in een onderneming bezitten en hieruit inkomen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er geheven in de 1e en 2e schijf?

A

Belasting en premie volksverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat box 3?

A

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De vermogensrendementheffing (30% belasting over 4% fictief rendement)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van de sociale zekerheid?

A

De participatiegraad verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Participatiegraad

A

Het percentage van de beroepsbevolking dat daadwerkelijk aan het arbeidsproces deelneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly