1-4 Flashcards
Productie in enge zin
Alle productie door bedrijven en overheid voor de markt, dus tegen betaling (formele productie)
Productie in ruime zin
De formele productie plus de informele productie (zelfvoorzienende productie)
Schaars
Als de vraag naar iets groter is dan het aanbod
Wat is het kernprobleem van de economie?
Het keuzevraagstuk dat voortkomt uit de schaarste aan productiefactoren
Economische goederen
Alle goederen die zijn gemaakt met de 3 productiefactoren
Vrije goederen
Alle goederen die niet zijn gemaakt met de 3 productiefactoren (ze zijn vrij verkrijgbaar en dus niet schaars)
Individuele goederen
Goederen die individueel leverbaar zijn
Collectieve goederen
Goederen die niet individueel leverbaar zijn, niemand kan zich aan het gebruik ervan onttrekken of van het gebruik ervan worden uitgesloten
Quasi-collectieve goederen
Goederen die wel individueel leverbaar zijn, maar door politieke en sociale redenen wel collectief gebeuren
Consumptiegoederen
Alle producten die door consumenten gekocht worden
Kapitaalgoederen
Goederen die dienen om andere goederen te maken
Verbruiksgoederen
Consumptiegoederen die eenmaal worden gebruikt
Gebruiksgoederen
Consumptie goederen die meermalen worden gebruikt
Vlottende kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die eenmaal worden gebruikt
Vaste kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen die meermalen worden gebruikt
Consumeren in enge zin
Het kopen van goederen en diensten
Consumeren in ruime zin
Het kopen van goederen en diensten plus de zelfvoorzienende consumptie
Economische groei in enge zin
De groei van de productie (het nationaal inkomen)
Welvaart
De mate van behoeftebevrediging
Externe effecten
De onbedoelde gevolgen van het streven naar welvaart door de een voor de welvaart van de ander
Noem de 4 productiefactoren en hun beloningen
- Kapitaal - rente
- Arbeid - loon
- Natuur - pacht
- Ondernemingsactiviteit - winst